Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 245]
| |
Upcke, grietman van Franekeradeel, en van diens eerste vrouw Teth Jongema. Hij was een der voornaamste edelen in Friesland, wier naam in de binnenlandsche twisten der 15e eeuw worden genoemd. Toen eenige steden zich vereenigden om aan die onophoudelijke geschillen een einde te maken, was hij de eerste der 9 mannen die met de beslissing daarvan werd belast. Toen in 1492 de stad Leeuwarden tot het groninger verbond toetrad, sloot hij, hoofdeling te L., voor zijn kasteel een bijzonder verdrag. Hij noemde zich ook wel Gratinga of Graetnia, naar het huis van dien naam, door zijn vader aangekocht; zijn zoons lieten dezen naam weer achterwege, omdat Gratingahuis aan hun oom Bocke was gekomen, wiens nakomelingen zich vervolgens naar dit huis hebben genoemd. R.v.B., die te Oldehove werd begraven, was gehuwd met Eeck Hania (ook wel, naar haar moeder, E.v. Burmania genoemd), dochter van Tjaert en van Bauck Riencks Burmania (aldus onderstaand Stamboek; de Geneal. Kwartierstaten noemen haar Eeck Burmania, dochter van Douwe en van Bauck Hania). Zij wonnen vier zoons en een dochter. De zoons Tjaert, Douwe, Rienck en Upcke komen met eigen art. in dit deel voor; de dochter, Bauck, huwde met Haringh van Harinxma thoe Heeg. Zie: Stamboek v.d. Fr. Adel; Nederl. Adelsboek (1912), 462; Scheltema, Staatk. Nederl. I, 196; v. Rhede v.d. Kloot en Bär, Geneal. Kwartierstaten. Regt |
|