Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 196]
| |
ingeschreven, oud 20 jaar, 19 Mei 1752 (Album Studios. kol. 1037) en promoveerde 9 Sept. 1757 op proefschrift Ad principium legis 6 Codicis de secundis nuptiis, vestigde zich als advocaat te Vlissingen. In 1787 en volgende jaren deed hij zich als een vurig Oranjeklant kennen. Hij schreef (behalve eenige gedichten): Het Recht der Bloedverwanten in het stuk van Versterf, boven de Gemeene zaak of Graaflijkheid van Zeeland, briefswijze voorgedragen, en uit verscheiden Bijlaagen, tot die Stoffe betrekkelijk, bevestigd (Leyden 1778); Geschied- en rechtkundige verhandeling van de weeken jaarmarkten, mitsgaders van de zo genaamde kermissen; bijzonderlijk in Zeeland (uitgegeven door C.J. Steenlack, Leiden 1792). E.'s zinspreuk was: Per haec majora quaeramus. Zie: Nagtglas, Levensber. v. Zeeuwen, 76; Molhuysen, Bronnen tot de Gesch. der Leidsche Univ. V, 294*. Mulder |
|