[Brantsen, Mr. Gerard]
BRANTSEN (Mr. Gerard), geb. te Arnhem 1734, gest. 1809, werd 27 Sept. 1750 als student ingeschreven te Leiden, waar hij 10 Sept. 1755 in de rechten promoveerde: De mutuis inter diversas atque vicinas gentes officiorum humanitatis atque comitatis praestationibus, werd 1760 burgemeester van Arnhem, had voor Gelderland zitting in de algemeene staten, werd in 1782 als minister plenipotentiaris naar Frankrijk gezonden, om met den ambassadeur Matthijs Lestevenon van Berkenrode de aanstaande vredesonderhandelingen bij te wonen; zij sloten te Fontainebleau 10 Nov. 1784 een verdrag met het fransche rijk en 8 Nov. 1785 met den keizerlijken gezant, den graaf de Mercy Argenteau. Na de omwenteling van 1787 uit Frankrijk teruggeroepen, werd Brantsen eind 1794 met Mr. Ocker Repelaer, lid van den oudraad der stad Dordrecht, in gezantschap afgevaardigd eerst naar 's Hertogenbosch, om met de commissarissen en den generaal van het noordelijk leger een schorsing der vijandelijkheden te bewerken en vervolgens naar Parijs te gaan, ten einde met het comité de Salut Public over den vrede te handelen, waarin zij echter niet naar wensch slaagden. Brantsen bleef in Parijs als particulier wonen tot Juni of Juli 1796 en verbleef daar wederom van Dec. 1798 tot Oct. 99.
In 1801 werd hij tot lid van het Staatsbewind gekozen en in de commissie van binnenlandsche zaken geplaatst; in 1803 ging hij als zoodanig met Jan Bernd Bicker en M. van der Goes naar Brussel om den eersten Consul van Frankrijk bij diens komst aldaar te begroeten. Als opvolger van Schimmelpenninck werd hij 1805 extra-ordinair envoyé en minister plenipotentiaris te Parijs in 1806 een der vijf afgevaardigden tot de onderhandeling om Lodewijk Napoleon tot Koning van Holland te verheffen.
Zijn jongere broeder Mr. Derk Willem Abraham, werd geb. 1742 te Arnhem, 6 Febr. 1757 te Leiden ingeschreven als student in de rechten, promoveerde aldaar 2 Juli 1762 De eo quod iustum est in dubio, was van 1779 tot 1795 lid van het Hof van Gelderland, en na 1801 lid van het departementaal bestuur van dat gewest. Verscheiden der brieven van zijn broeder Gerard, gedrukt bij Colenbrander, zijn aan hem gericht.
Zie: Lodewijk Bonaparte, Geschiedkundige gedenkstukken, I, 107, 203, II, 221; Blok, Geschiedenis van het Nederl. Volk, 2e druk, III 564, 588, 616, 672, 674; Colenbrander, Gedenkstukken 1789-95 I, 146 en verdere deelen passim; Molhuysen, Bronnen Gesch. d. Leidsche Univ. V, 288*. Over Derk Willem Abraham zie: Colenbrander t.a.p. II, 978; Album Stud. van Leiden kol. 1059; Molhuysen t.a.p. V, 305*.
Rosenstein