Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 7
(1927)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 192]
| |
de Kaap de Goede Hoop; hij verliet Texel 5 Dec. 1802 aan boord van het transportschip ‘Alida Theodora’ en kwam aan de Kaap in Maart 1803. Den 26. Mrt. 1805 werd hij 2e luitenant. Bij de capitulatie van het 22e bataillon, na de inneming van K. de G.H., 8 Jan. 1806, ging hij aan boord van het transportschip ‘Sir John Borliswarren’ en werd bij aankomst in Nederl. ingelijfd bij het 7e regiment inf. van linie, 12 Aug. 1806. Dit regiment werd einde 1810 te Haarlem georganiseerd tot het 124e fransche inf.regt. van linie. Bij de inlijving overgeplaatst bij het 112e regiment, kwam hij langs den Rijn en over de Alpenpassen op 4 Maart 1811 in zijn garnizoen te Livorno aan. In 1806, 07 en 08 maakte hij de veldtochten in Pruisen mee, was in 1809 in Zeeland, behoorde in 1812 en 13 tot de Groote Armee in Rusland, nam deel aan de veldslagen bij Lützen, Bautzen en de Kalzbach en werd 23 Aug. 1813 nabij Goldberg door een musketkogel in de rechterborst en arm gewond. 17 Nov. 1814 met honorabele demissie uit den franschen dienst ontslagen, ging hij het volgend jaar over bij het Ned. Ind. leger. In 1819 was hij, als kapitein, bij den opstand op Celebes en onderscheidde zich 21 Aug. bij Beba zoodanig, dat hij 3 Juli 1820 de Milit. Willemsorde 4e kl. ontving. In 1825 gedurende den Java-oorlog was hij kommandant van Djokjakarta, welke plaats door Diepo Negoro werd ingesloten. Hij ontving voor zijn moedig gedrag 27 Juni 1828 de Java-medaille. Niet lang daarna op verzoek eervol uit den dienst ontslagen, keerde hij naar het vaderland terug. Bij de dreigende onlusten met België bood hij echter terstond zijn diensten aan en werd op zijn verzoek 13 Nov. 1830 geplaatst bij het 7e bataillon 2e afd. Geld. Schutterij, gecommand. door den majoor baron Schimmelpenninck van der Oye. In deze hoedanigheid maakte hij in Aug. 1831 den Tiend. Veldtocht mee, waarvoor hij 5 April 1832 het Metalen Kruis ontving. In 1842 woonde hij te Twelloo; hij verhuisde in dat jaar naar ‘Akkeroord’ aan den rijksstraatweg te Voorst, waar hij overleden is. Hij is tweemaal gehuwd geweest: eerst in het voorjaar van 1817 te Amersfoort met Margaretha Suyck (1793-1828), dochter van Cornelis S. en van Alida Emerentia van Bemmel, en daarna te Groningen 8 Maart 1844 met Helena Breroo (1800-1885) wed. van Ds. Melchior Cremer Jacobszn, predt. te Groningen. Uit het eerste huwelijk sproten 2 zoons en 2 dochters; het tweede was kinderloos. Zie: R.W.N. Keyser, Het Gesl. Bouwens in Ned. Leeuw XLII, 299-305.) Regt |
|