Twee jaar later, in 1707, mengde hij zich met zijn ambtgenoot Derck Reinier van Bassen in de geschillen die te Wageningen waren ontstaan, daartoe te hulp geroepen door de afgezette gemeensmannen Godard Adriaan van Issum en Jan Aalders. Zij namen den voorzittenden burgemeester Bartold Schaats en eenige andere regeeringsleden gevangen en voerden hen naar Arnhem, vanwaar zij echter na een etmaal weder naar Wageningen werden teruggebracht. Om al deze redenen werden Bouwensch, van Bassen en een tiental anderen in Febr. 1708 uit de regeering gezet en werd hen de toegang tot de stad verboden. Bouwensch begaf zich naar Rhenen en van Bassen naar Tiel, nadat zij vruchteloos bij de Landschap van Gelderland hadden geappelleerd.
In Dec. 1711 is Bouwensch te Rhenen gehuwd met Jacoba Kupius (Cupius), waarschijnlijk in 1722 te Rhenen overleden, 1 zoon en 3 dochters nalatende. De zoon, mede Willem Adriaan B. geheeten, trad in militairen dienst, bracht het tot vaandrig, maar verwisselde zijn ambt met dat van vroedschap te Rhenen (1744-48). In 1749 werd hij daar schepen en is waarschijnlijk kort daarop overleden.
Zie: R.W.N. Keyser, Het gesl. Bouwensch in Ned. Leeuw XLII, 301, 302; Bijdragen Gelre XI (1908); Knuttel, Cat. v. Pamfl. (over de jaren 1703-1708); Geld. Volksalm. 1880, 105.
Regt