[Bouwensch, Johannes]
BOUWENSCH (Johannes), Bouwens of Bauwensch, gedoopt te Tiel 27 Dec. 1650, overl. te Edam 11 Juni 1691, zoon van Gerrit of Gerard Bouwens, ontv. gener. van het Quartier van Nijmegen, en van Margaretha van Lith de Jeude.
Hij trad in milit. dienst en werd reeds in 1671 kapitein bij een der 7 Maart 1671 nieuw-opgerichte compagnieën te voet. In het volgend jaar vond hij gelegenheid zich te onderscheiden. Hij bevond zich met 60 soldaten in het dorp Rumpt, toen graaf de Lorges met 8 vendels fransche ruiterij de Betuwe binnenviel en aldaar het landvolk deerlijk kwelde. Bouwensch ontving de vijandelijke overmacht zoodanig, dat ze op de vlucht sloeg, haar zwaar gekwetsten bevelhebber meevoerende en een som van ƒ 60000 als buit voor de overwinnaars achterlatende. Bouwensch deze som in veiligheid willende brengen, geraakte nabij Leerdam opnieuw slaags met 80 fransche dragonders. Ook deze joeg hij op de vlucht, maar hij ontving twee schoten in de borst. Onderwijl waren de voerlieden met den veroverden buit doorgegaan. Bouwensch herstelde van zijn bekomen verwondingen; in 1676 was hij kapitein in het regiment van den graaf van Styrum en later ritmeester. Hij huwde (ondertr. te Arnhem 11 Maart 1676) met Paulina Elisabeth van Vinceler, weduwe van Mr. Matthijs Veere; dochter van Willem, richter en dijkgraaf te Huissen, en van Geertruida Bitter. Dit huwelijk werd door het Hof van Gld. 30 Sept. 1682 ontbonden verklaard. Behalve een dochter Anna Geertruida, sproot uit dezen echt een zoon, Willem Adriaan, die volgt.
Zie: Mdbl. Ned. Leeuw XXXI, 120, XXXII, 31, XLII, 301 en de daar genoemde bronnen.
Regt