[Bouman, Hermanus]
BOUMAN (Hermanus), geb. te Idaard 11 Febr. 1789, overl. te Utrecht 14 Mei 1864; zoon van Luttonius Bouman (predikant te Idaard van Maart 1780-1798; overl. 14 Juni 1836; zie beneden bij de literatuur-opgave) en Lucretia Welmina van der Swaagh. Hij studeerde te Harderwijk, werd predikant te Oostermeer 20 Sept. 1812, te Finsterwolde in Juni 1815, en hoogleeraar in de godgeleerdheid te Utrecht in Nov. 1822. Hij nam afscheid van Finsterwolde 27 April 1823, hield zijne inaugureele rede op 20 Mei d.a.v.: De Belgio, disciplinae theologicae, nostra imprimis aetate, sede pulcherrima et maxime opportuna, en werd op 30 Mei als academieprediker bevestigd (op 4 Juni 1848 vierde hij zijn zilveren jubileum als zoodanig). Hij onderwees de ‘theologia naturalis’, exegese van het N.T.; later ook van het O.T. en ‘encyclopaedia theologica’; na den dood van J.H. Pareau (zie dl. II, kol. 1065-1067) in Febr. 1833 ook Arabisch. Op 26 Maart 1830 droeg hij het rectoraat over met een rede: De historia philosophiae de Deo, sapientiae magistra et ludis secularibus, en 21 Juni 1836 hield hij een preek die gedrukt werd als: Redevoering ter godsdienstige inwijding van het tweede eeuwfeest (Utr. 1836) en opgenomen is in de Annales Acad. Rheno Traj. en in het Gedenkboek van het tweede eeuwfeest. Op 3 April 1845 droeg hij wederom het rectoraat over met zijn: Oratio et instituta academica quae saeculo 17 fuerunt in patria cum iis quae nunc ibidem sunt breviter comparans, et memoriam celebrans Frederici Sig. Alexander, Nic. Corn. de Fremery, Joh. Fr. Schrüder (Utr. 1845). Hij werd emeritus in 1859.
Hij schreef: Geschiedenis van de voormalige Geldersche hoogeschool en hare hoogleeraren, twee deelen (Utr. 1844 en 1847), uit veelal ongedrukte en zeldzame bescheiden samengesteld. Verder: Memoria Joannis Clarisse theologi (Utr. 1850), Chartae theologicae librorum censuras et doctrinae sacrae miscella continentes, twee deelen (Utr. 1853 en 1857); en na zijn emeritaat: De Godgeleerdheid en hare beoefening in Nederland gedurende het laatste gedeelte der vorige en den loop der tegenwoordige eeuw (Utr. 1862), een strijdschrift tegen C. Sepp's Proeve eener pragmatische geschiedenis der theologie in Nederland 1787-1858 (Leid. 1869) (zie dl. V, kol. 720-723). Voorts schreef hij: Tweetal redevoeringen ter aanbeveling van het bijbelgenootschap samen met Corstius (Gron. 1819); Aan de Protest. leeraren in ons vaderland, ter gelegenheid van hetgeen in deze dagen door de Roomsche Kerk tegen de Protest. ondernomen wordt; Nu of nooit; vaderl. ontboezeming na het ontstaan van het oproer in een gedeelte van België (Utr. 1830; 2de dr. met een bijvoegsel); Thans, meer dan ooit. Moed en kracht met vertrouwen op God alleen (Utr. 1832); Levensbericht van Luttonius