maar wel gelooven.’ Ook gaf hij over de voetwassching uitvoerige voorschriften, omdat deze plechtigheid ‘onderhouden moet worden’ als een ‘goddelijke instelling’.
Hij schreef: Onderwijzinge des Christelijken Geloofs, volgens de Belijdenis der Christenen die men de Oude Vlaamsche Mennoniten noemt .... (Haarl. 1743; herdrukt (vgl. Dpsgez. Bijdr. 1892, 72) te Sneek in 1825); Korte schets van de onderwijzinge des Christelijken Geloofs voor de Jeugd .... (Haarl. 1744).
Zie: Visscher en van Langeraad, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. (1903) I, 540; Doopsgezinde Bijdragen 1837, 60; 1878, 22, 27; 1887, 92; 1892, 70-73, 78 v.; Catalogus.... der Ver. Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam (Amst. 1919), 262.
Knipscheer