[Boetzelaer, Willem Jurriaan van den]
BOETZELAER (Willem Jurriaan van den), zoon van Joachim van den Boetzelaer en Elisabeth van Echten, overl. waarschijnlijk kort voor 1 Oct. 1654, wordt in de huwelijksvoorwaarden, die hij 17 Aug. 1620 sloot met Johanna Nagell, dochter van Joost Nagell van Ampsen en Gerlichs van der Capellen op den Dam, van den Boetselaer tot Toutenburg, heer van Wendisch en Eschbach genoemd. In 1635 bewoonde hij een deel van het slot Toutenburg, waarvan kapitein Lawick een ander gedeelte bewoonde. 16 Mei 1650 beleende Barthold van Gent hem als man en momber van Johanna Nagell met de tienden te Halteren in de Over-Betuwe. In 1639 of 1640 werd hij in de overijselsche ridderschap opgenomen. Hij had drie kinderen Joachim, Joost Rudolf, die voorgaan, en Elisabeth Geertruid, die wij in 1647 vermeld vinden als vrouw van Johan van Echten tot Echten.
Zie: R.O. van Holthe tot Echten in den Nieuwen Drentschen Volksalmanak X (1892), 218; J. van Doorninck, Geslachtkundige aanteekeningen ten aanzien van de gecommitteerden ten landdage van Overijsel (1871) 117.
Scholte