Ida van Rossum, bij welke gelegenheid hij als advocaat te Meppel wordt vermeld, en vestigde zich na zijn huwelijk als advocaat te Rolde. Naar aanleiding van een twist met den predikant te Rolde, die door zijn slecht gedrag aanstoot gaf, richtte hij een adres aan de gedeputeerde staten van Drente en verscheen 24 Nov. 1712 met den predikant te Vries voor de vergadering van predikanten uit de classis Rolde, waar zij hun goed recht zouden bepleiten. Van 1716 tot 1737 was hij ontvanger van de collaterale successiën en vrijwillige verkoopingen in Drente, sedert 1725 was hij tevens schout te Rolde, waar hij Abraham Rudolf Kymmell opvolgde. Zijn aanstelling door ridderschap en eigenerfden dateert van 20 Maart 1725. In 1737 ontving hij zijn benoeming tot landsschrijver van Drente. Uit zijn testament van 5 Dec. 1729 blijkt, dat hij stierf zonder nakomelingen na te laten.
Zie: Nieuwe Drentsche Volksalmanak XL (1922), 38, XXVII (1909) 40, XX (1902), 175.
Scholte