[Backer, Jan Auke]
BACKER (Jan Auke), in de tweede helft der 18e eeuw koopman te Harlingen, dichter en tooneelschrijver, moest na het verloopen zijner zaken van zijn pen leven. In 1774 verscheen zijn Proeve van Dichtlievende Mengelingen (Hoorn 1774), in later jaren nog door twee deelen gevolgd (Hoorn 1781, Amsterdam 1793). Hij bewerkte en vertaalde de volgende tooneelspelen: Agnes de Castro (treursp. Hoorn 1775); De beloonde deugd (tooneelsp. ontleend aan Marmontel's Le silvain, Amst. 1785); Alardus of de zelfmoord door liefde (tooneelsp. ontleend aan Goethe's Werther, Amst. 1786); De jaloersche vrouw (tooneelspel, naar het Fransch van Desforges, in proza, Haarlem 1789, 1791); De ritmeester Erlau of veroordeelde onschuld (uit het Hoogduitsch, Haarlem 1789); De dood van Seneca (treursp. Amst. 1796); De zeldzaame bedelaar (tooneelsp. waarschijnlijk naar een fransch verhaal, Amst. 1798); en de twee ‘herders-zangspelen’ Het ontdekte bedrog (Amst. 1787) en De moerbeziënboom (Amst. 1792), met aria's en duetten op bekende wijzen te zingen. Voorts is van hem te vermelden: De jonge reiziger door Nederland (3 dln. Amsterdam 1792), Petrarcha en Laura, een fragment, met hist. aant. (Amsterdam 1793), Menge-