[Aylva, Hessel Douwe Ernst van]
AYLVA (Hessel Douwe Ernst van), geb. te Holwerd 6 Nov. 1700, overl. ald. op Haniastate 27 Maart 1774, zoon van Ernst (3) hiervóór, en van Elisabeth van Aylva.
Hij studeerde sedert 1717 te Franeker, werd 17 Maart 1722 grietman van W.-Dongeradeel, curator der friesche hoogeschool (in de plaats van Sicco van Goslinga) 1731, gecommitteerde wegens Friesland ter admiraliteit op de Maas 1735 en politiek commissaris op de synode te Sneek 1740 en te Bolsward 1741. Als lid der Staten van Friesland was hij in 1748 een dergenen aan wie werd opgedragen prins Willem IV mee te deelen, dat hij ook in Friesland tot erfstadhouder was aangesteld en kreeg hij met 4 anderen en den secretaris van Sminia eenigen tijd later opdracht het in forma opgemaakt diploma aan den Prins te overhandigen.
In 1763 deed hij van zijn grietenij afstand ten behoeve van zijn zoon Frans Ernst, doch toen deze in 1768 overleed, nam hij het bestuur weer op zich. Hij was bijzonder bevriend met de proff. Hermannus Venema, Petrus Conradi, Tiberius Hemsterhuis, Lud. Casp. Valckenaer, Johannes Schrader e.a. en was voorstander van verdraagzaamheid op godsdienstig gebied, zooals bleek uit zijn houding in de zaak van den doopsgezinden predikant Joh. Stinstra te Harlingen, in 1741 van socianisme beschuldigd, en uit den bijna broederlijken omgang tusschen de Gereformeerden en de Doopsgezinden in zijn woonplaats Holwerd, voor een groot deel door zijn toedoen ontstaan. In de raadzaal verdedigde hij de eer en onschuld met den meesten nadruk, waarom hij den bijnaam van ‘Aristides’ vonting.