door een anderen vaarweg, over Gothenburg of over Lubeck, te zoeken, of anders met de Zweden een verbond sluiten. Volgens resol. van 12 en 19 Mei 1640 werd (voor het eerste denkbeeld) aan het gezantschap een bekwaam ingenieur, Abraham van Thijen, toegevoegd om een plan van doorgraving of passage door Holstein te onderzoeken, ten einde daardoor den handel tusschen Oost- en Noordzee te kunnen drijven zonder de Sont te passeeren. A. van Thijen bedankte echter, waarop (resol. 8 Juni 1640) Baltus Lobij, wonende te Utrecht, opdracht werd gegeven. 8 Aug. werd het gezelschap voor de eerste maal ten gehoore ontvangen; de ontvangst was bijzonder vriendelijk en de gezanten werden gedurende hun verblijf te Stockholm op 's rijks kosten gehuisvest en onthaald. 1 Sept. sloten zij met den rijkskanselier Oxenstierna een tractaat en een geheim tractaat. Het doel bereikt zijnde, namen zij afscheid van de koningin, die aan elk hunner haar portret, met edelgesteenten omzet, en een gouden keten schonk, en keerden naar het vaderland terug, waar zij 9 Nov. 1640 hun rapport uitbrachten. Het is te betreuren, dat de meeste hunner brieven verloren zijn gegaan, althans ontbreken.
Kort na zijn terugkomst werd van Aylva benoemd tot raad in het Hof van Friesland. Hij was gehuwd met Ansck Sirtema van Grovestins, geb. 28 Aug. 1612; zij testeerde te Franeker 19 Sept. 1645 en overleefde haar man, doch haar huwelijk was kinderloos. Zij was de eenige dochter van Botte S.v.G. en van Catharina Sickesz van Dekema.
Zie: Aitzema, Saken v. St. en Oorl. II, 684-698; A.H.H. van der Burgh, Gezantsch. door Zweden en Nederland wederz. afgev., 5; Baerdt v. Sminia, N. Naaml. v. Grietm., 233.
Regt