[Roosendael, Jan van]
ROOSENDAEL (Jan van), geb. te Nijmegen in 1382, overleden 26 Juli 1472 in de Grande Chartreuse bij Grenoble.
Hij trad in de strenge orde van S. Bruno en werd geprofest in de Chartreuse de la Vallée-de-Bénediction te Villeneuve nabij Avignon. Hier werd hij vervolgens ook als prior gekozen. Hoe lang hij dit bloeiende klooster heeft bestuurd, heb ik niet kunnen vaststellen. Deze chartreuse was in zijn tijd op een na het grootste van alle Karthuizerkloosters. Zij had 40 cellen voor de koorreligieusen en bood ruimte voor 130 bewoners. Zeker was het een merkwaardige tijd, waarin onze landgenoot daar als monnik vertoefde, n.l. tegen het einde van het Westersche schisma. De fransche Karthuizerkloosters waren tot aan de pauskeuze van Alexander V de obedientie van Avignon toegedaan. Later zien wij Jan van Roosendael aan het hoofd der Chartreuse de Valbonne, gelegen in de omgeving van Pont-Saint-Esprit (Gard.). Daarna werd hem als prior het bestuur toevertrouwd van de Chartreuse de Notre-Dame de Bellevue bij Castres (Tarn).
In het begin van 1463 overleed de generaal der orde, Franciscus Maresme. Dom Jan van Roosendael werd nog in hetzelfde jaar als diens opvolger gekozen. Het getuigt wel van de buitengewone geestes- en lichaamskracht van onzen thans hoogbejaarden Nijmegenaar, dat men hem nog op 81-jarigen leeftijd riep tot den gewichtigen post van prior der Grande Chartreuse. En nog krasser is het, dat hij deze waardigheid vol ijver nog ruim negen jaren heeft bekleed. De orde had toen bijna haar grootste uitbreiding verkregen en telde wel haast twee honderd kloosters, over geheel Europa verspreid. Zij stond alom hoog in aanzien wegens het ongerept naleven van haren harden regel. Merkwaardig is de belangrijke plaats, welke het noordnederlandsche element toen in de orde innam.
Onder het opperbestuur van R.P.D. Joannes - de titel ‘Reverendus pater’ is bij de Karthuizers aan den generaal voorbehouden - kwamen nog vier nieuwe nederzettingen tot stand, waaronder ook het klooster van de H. Sophia bij 's Hertogenbosch. De nederlandsche vertaling van het diploom, gedateerd 1466, waarbij door Jan van Roosendael, prior der Grande Chartreuse, aan den prior van het Karthuizerklooster te Roermond goedkeuring wordt verleend om een klooster der orde te stichten bij 's Hertogenbosch en Dionysius de Karthuizer tot rector wordt aangesteld, vindt men in Oudheden en Gestichten van de Bisschoppelijke stadt en Meyerije van 's Hertogenbosch (Leiden 1742), blz. 568 e.v. In 1470 werd het klooster van den H. Bartholomeus in Jeruzalem, gelegen buiten Delft, bij de orde ingelijfd.
Het Chronicon Majoris Cartusiae, uitvoerig geciteerd door le Vasseur, prijst zijn heilig en streng leven en noemt hem ‘reverendus atque angelicus pater’. Zelfs in zijn laatste levensjaren wilde hij zichzelf in niets ontzien. Omstandig verhaalt de kroniekschrijver ook zijn zalig afsterven, waarbij, naar Karthuizerzede, de kloostergemeente tegenwoordig was. Zijn lijk, aldus het Chronicon, zoowel het gelaat als het overige lichaam, vertoonde zulk een schoonen glans, dat de omstanders hun oogen niet konden afwenden.
Hij was de XXXIste generaal der orde, welke waardigheid in den loop der eeuwen slechts door twee Noord-Nederlanders is bekleed. Hij werd begraven in de Grande Chartreuse. Tot zijn opvolger koos men Antonius Dellieux. Op den