[Pardo, Joseph de David]
PARDO (Joseph de David), zoon van den opperrabbijn David Pardo en broeder van Josiahoe (die volgt). Zijn vader had op verzoek der marranen-familie de Pinto in den winter 1646 te Rotterdam deze familie in het Jodendom opgenomen en de eerste rotterdamsche synagoge gesticht, waarvan Joseph nu voorlezer (hazan) werd; hij werd ook student (gehonoreerd) aan de academie ‘Jesiba de los Pintos’, het 17de eeuwsche rabbijnenseminarium van Rotterdam. Hij was later als voorzanger der portugeesche gemeente van Londen ‘Saär Haschamajiem’ werkzaam, alwaar hij een werk Schoelchan Tahor, een compendium op de eerste twee deelen van Caro's Schulchan Aroechcodex, schreef. Zijn zoon David (2) (zie art.) gaf dit in 1686 te Amsterdam uit, voorzien van een approbatie van het amsterdamsche rabbinaat en opgedragen aan de londensche gemeente. Dit boek is verschillende malen herdrukt o.a. te Frankfort a/M. 1713 met glossen van den poolschen rabbijn Mozes Isserlis (ook Fr. a/O. 1714). De bibliotheek ‘Ets Haim’ te Amsterdam bezit nog een hebreeuwschen brief van hem aan Isaac Saruco te Amsterdam (brievenbundel ‘Itoer Soferiem).
Zie: Jac. Zwarts, De Jesiba de los Pintos in Rotterdamsch Jaarboekje 1922, p. 53, 64 en 68.
Zwarts