[Outshoorn, Willem van (1)]
OUTSHOORN (Willem van) (1). De oude landspapieren maken in het laatste kwartaal der 13e eeuw melding van een edelman, in hoog aanzien bij het grafelijk hof en die den naam van W.v.O. droeg. Van zijn afkomst blijkt niets. Hij was gegoed in de landstreek ten N. van den Ouden Rijn, die steeds met de namen Oudshoorn en Aarlanderveen wordt aangeduid. Zijn geslacht ontleende zijn naam aan de eerste heerlijkheid en voerde in rood drie gouden (of zilveren) hoorns.
Deze Willem van Outshoernen, ridder, treedt 28 Aug. 1293 als getuige op van Floris V en bezegelt met anderen een brief, waarbij de graaf verklaart, dat de vrouwe van Voorne en haar zoon zich verdragen hebben met jkvr. Mabelia van Voorne over haar erfrecht op de goederen van den heer van Voorne (v.d. Bergh, Oorkondenboek, no. 856). Wilhelmus de Outshorn verschijnt met vele andere getuigen 4 Mei 1297 in den Haag, waar graaf Jan I den lijftocht zijner gemalin bepaalt, met goedkeuring van zijn vermoedelijken erfgenaam Jan van Avesnes (als voren, no. 999). Volgens Simon v. Leeuwen, Batavia Illustrata, overleed hij in 1300; in het Familiealbum de Vlaming van Outshoorn en in de Dietsche Warande (1891, 211) wordt de overlijdensdatum op 2 April 1300 gesteld. Zijn weduwe Machteld overleed volgens de beide laatste bronnen 5 Aug. 1310, drie kinderen nalatende, waarvan Jacob en Dirk van O. hiervóórgaan en Hendrik (volgens S.v. Leeuwen) in 1335 overleed.
Regt