koorgezellen, den eersten steen van den domtoren te Utrecht legde. Deze werd in 1382 voltooid. 20 Juli 1322 overleed te Utrecht bisschop Frederik II van Zyrik, een man, die geheel onder hollandschen invloed stond. Terstond nam graaf Willem III maatregelen om niet alleen zijn invloed in het Sticht te behouden, doch zelfs nog uit te breiden en wendde daarom pogingen aan om bisschop Jacob van Zuden, die geheel aan hem verknocht was, op den utrechtschen bisschopszetel geplaatst te krijgen. Doch het kapittel verijdelde dit voornemen en koos met geringe meerderheid Jacob van Outshoorn. De gedane keuze veroorzaakte binnen de stad een volksbeweging, waarbij graaf Willem persoonlijk minder aangenaam werd bejegend. Deze, daarover vertoornd, deed des bisschops uithof te Doorn in brand steken en zijn bezittingen aldaar verwoesten, doch Jacob van O., inmiddels door Hendrik, aartsbisschop van Keulen, tot zijn hooge waardigheid gewijd, bleef op den bisschopszetel, die hem, om de toestemming des pausen te verkrijgen, aanzienlijke geldelijke offers had gekost. Hij, zijnde de 44e bisschop van Utrecht, regeerde slechts korten tijd. Hij verviel in een zware ziekte (volgens sommigen door het toedienen van vergif) en overleed reeds 12 October 1322, den roem nalatende van een braaf, geleerd en godsdienstig man te zijn geweest. Hij werd in den Dom begraven.
Zie: Utr. Volksalmanak 1865, 101, 112; Matth., Analecta I, 188 (ed. 2a I, 125); v.d. Chijs, Munten der Bissch. v. Utr. 98; Tegenw. Staat van Utrecht I, 67; Arend, Alg. Gesch. des Vaderl. II, st. 2, 62, 63; Sjoerds, Friesche Jaarb. III, 287, 288; Beka's Kroniek; Blok, Gesch. Ned. Volk I, 378, 379; Familiealbum de Vlaming van Outshoorn.
Regt