gezinden koning in ongenade gevallen, op weg was naar Rome, en, door Occo beschermd, zijn reis kon voortzetten. De rekeningen van Christiern omtrent het door Pompeius gevoerde geldelijke beheer zijn bewaard over 1520-23 en door Kernkamp uitgegeven in Bijdr. en Meded. van het Histor. Genootschap, dl. 36, 1915. Bisschop Valkendorf had in 1517, bij zijn eerste bezoek, een fraai geschreven en verlucht bijbeltje aan Occo geschonken, dat nog te Haarlem bewaard wordt in de verzameling Enschedé. Als humanist was Pompeius bevorderaar van kunst en letteren. Hij liet in 1519 bij Ioannes du Pré te Parijs een fraai versierd gebedenboekje in 12o drukken voor de kooplieden, om op reis in den zak te dragen. Het is
getiteld In melius Singula, ‘Doe elke zaak ten beste’. In 1522 verschijnt te Amsterdam, bij Doen Pietersz. een ander gebedenboek, dat Alardus van Amsterdam (kol. 19) in opdracht van Occo had samengesteld, met fraaie houtsneden van Jacob Cornelisz. van Oostsanen (kol. 331) versierd, getiteld: Passio Domini nostri J.C. Volgens een contract door meester Hans Reff, den Domheer van bisschop Valkendorf, met den amsterdamschen uitgever gemaakt, waarbij Pompeius als getuige optrad, zouden ook voor Denemarken dergelijke boekjes worden uitgegeven. Occo bezat in zijn bibliotheek een codex in handschrift van Rodolphus Agricola's De Inventione Dialectica, dat door den schrijver was geschonken aan Adolphus Occo, en door Pomp. van zijn oom was geërfd. Hij stond, na veel tegenspoed (de codex was 12 jaar zoek geweest!) aan Alardus toe dien uit te geven. Pompeius was Comes S. Palatii et Aulae Lateranensis en bekleedde ook te Amsterdam geestelijke functies als Kerkmeester der H. Stede en Overman van het H. Kruisgilde. Alardus herdacht hem na zijn dood in een lange Comploratio en een Epitaphium, waarin ook zijn waarheidsliefde en weldadigheid geprezen worden.
Een geschilderd portret van Pompeius Occo kwam voor in de veiling von Kaufmann te Berlijn.
Zie: G.A. IJssel de Schepper, Lotgevallen van Christiern II en Isabella van Oostenrijk (Zwolle 1870) 51; B.J.M. de Bont, Het geslacht Occo (Amst. 1893); J.F.M. Sterck, Onder Amsterdamsche Humanisten in Het Boek VI (1917), volg.; Kernkamp, Bijdragen en Mededeelingen van het Histor. Genootsch. te Utrecht dl. 36 (1915).
Sterck