[Nuñes, Maria]
NUÑES (Maria), geb. te Saa do Porto (Portugal) 1579, overl. te Amsterdam omstreeks de helft der 17de eeuw, dochter van Pedro Homem en Branca Nuñes, anders genaamd Gaspar Lopes Homem en Mayor Rodriguez. Het ouderpaar ontvluchtte de portugeesche Inquisitie omstr. 1593 met Manuel en Antonio Lopes Pereyra en hun dochters Maria Nuñes en Justa Pereyra. Manuel en Maria scheepten zich naar Holland in, te zamen met hun oom Miguel Lopez. De engelsch-spaansche oorlog was oorzaak, dat zij gevangen werden genomen. De engelsche hertog raakte echter verliefd op de zeldzaam schoone Maria, zoodat koningin Elisabeth van Engeland haar wenschte te ontmoeten. Elisabeth, getroffen door haar schoonheid en bescheidenheid, gaf het schip vrij en reed met haar in een open karos door Londen. Trots alle aanbiedingen, waardoor zij tot de hoogste engelsche kringen zou hebben behoord, wenschte zij naar Amsterdam te gaan, om daar als jodin te leven. In 1593 kwamen zij te Amsterdam aan en in 1598 volgden Mayor Rodriguez met haar zoon Antonio en Justa Pereyra. Nu werd het huwelijk tusschen Manuel en zijn nicht Maria gesloten en tusschen Justa en haar neef Francisco Nuñes Pereyra.
Zie: Carl Gebhardt, Die Schriften des Uriel da Costa (Amsterdam 1922), VIII v. en 234 v.; Jac. Zwarts, De Vestiging der Sephardiem in de Republiek der Ver. Nederlanden (Amsterdam 1922) 16.
Zwarts