[Nyvenheim, Elbert van]
NYVENHEIM (Elbert van), overl. 1506, zoon van Jan (2) en Gertrudis Roosen, was in 1487 een vijand der stad Venlo geworden en had gedurende 18 volgende jaren den plattelandsbewoners en burgers voor meer dan 20.000 goudgulden door brandschatting en afpersing schade gedaan. Zelfs was hij in zijne wandaden zoo ver gegaan, dat hij ‘der burger halffenerr (halfwinpachters) eijns deils ersteeck, oich eijner sijn oeren affgesneden had’. Door toedoen van eenige adellijke heeren, nl. Willem Rouver, abt te Gladbach, Hendrik van Hompesch, heer te Wickrath, ridder, Willem van Nesselrode, heer te Reide, Johan, heer te Milendonk, en Godart van Harve, was er weliswaar den 19 October 1488 voor een maand eene schorsing der veete tusschen Elbert van Nyvenheim en de stad Venlo en eene samenkomst der beide partijen op de voogdij te München-Gladbach bepaald, doch de verzoening, zoo zij werkelijk heeft plaats gehad, was niet van langen duur, want in 1496 bevond Elbert zich wederom wegens ‘vede’ in gevangenschap van Willem, hertog van Gulik, en Berg. In 1502