[Löwenstamm, Arjé Leib ben Saul]
LÖWENSTAMM (Arjé Leib ben Saul), zoon van Saul Löwenstamm (die in 1707 was overleden) en schoonzoon van Chacham Tsewie (Aschkenazi), overl. te Amsterdam 12 April 1755. De vader van dezen opperrabbijn was 33 jaar tevoren als zoodanig door de hoogduitsche joodsche gemeente van Amsterdam beroepen uit Glogau, doch overleed op reis naar Amsterdam. Ook Arjé Leib ben Saul was te Glogau opperrabbijn en werd op 27 Juni 1740 te Amsterdam beroepen. Vijftien jaren heeft hij dit hooge ambt uitgeoefend in deze gemeente, die haar bloeitijdperk tegemoet ging. Hij stichtte te Amsterdam de groote joodsche volksuniversiteit voor de joodsche wetenschappen, het ‘Beth Hamidrasch Ets Chajiem’, het centrum van het joodsche leven, ‘waarheen zich oog en hart onzer gemeenteleden richt’. Zijn overlijden wordt aangeteekend in de gemeenteboeken als ‘die arke Gods, die ons ontnomen is, die man met zijn hooge geestesvlucht, waarover ook wij dagelijks te zijner eer rouw bedrijven, tot de 30 dagen ten einde zijn’. Zijn zoon Saul ben Arjé Leib Löwenstamm volgde hem op (zie dat art.), terwijl zijn zoon Hersche ben Arjé Leib Levin ook Hirsch Löbel of Hart Lyon genaamd, in Rzeszow (Gallicië) geboren (1721) en overl. te Berlijn 26 Aug. 1800, in Duitschland zijn ambt als opperrabbijn waarnam.
Zie: Jac. Zwarts, De Nederlandsche opperrabbijn van het Heden en Verleden VII in Geill. Joodsche Post no. 40, 1921; J. Maarssen, De Amsterdamsche Opperrabbijn R. Saul Löwenstamm (Amsterdam 1921) 3 vgl.; D.M. Sluys, De oudste Opperrabbijn (Amsterdam 1917) Bijlage; Jewish Encyclopaedia VIII, 39.
Zwarts