Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 967]
| |
godsdienstige voordrachten door deze twee lidmaten ter gelegenheid van hun 13en verjaardag gehouden (de eene in het Hollandsch in 1687, de andere in het Portugeesch in 1691). Later trok de familie naar West-Indië, waar zij jarenlang uitgestrekte bezittingen op Jamaïca bezat. Een lid van de familie, die rechtstreeks van de voorname spaansche grandeza van dien naam afstamt, was hertog van Louzada en markies di san Miniato. De familie Louzada was de eenige joodsche familie, die een zoo hoogen titel na de verdrijving der Joden uit het Iberische Schiereiland voerde. Isaac de Louzada liet zich in 1848 in zijn voorvaderlijke titels herstellen. Na zijn overlijden (1857) volgde zijn oudste zoon Emanuel hem in zijn waardigheden op (geb. 1809 en gest. 1884). Deze is vermoedelijk de hertog de Louzada, die voor een halve eeuw in Suriname alleen nog op de verlaten Jodensavanna woonde. Deze joodsche nederzetting aan de Surinamerivier, in de 17de eeuw gesticht, werd in de vorige eeuw geheel verlaten. Te midden van de verlaten nederzetting in de wildernis, waar de flora de overblijfselen verwilderde, troffen de reizigers bij de ruïne der oude synagoge den ouden hertog, wachtend op zijn oude adelsbrieven uit Spanje. Hij werd in zijn waardigheid opgevolgd door zijn neef Horace Francis de Louzada (1884). Zie: Kayserling, Bibl. Esp. Port. Jud (Straatsburg 1890), 64; Jewish Encyclopaedia VIII, 88; J. Mendes dos Remedios, Os Judeus Portugueses em Amsterdam (Coimbra 1911), 87. Zwarts |
|