[Kegel, Judocus de]
KEGEL (Judocus de), ook de Vegel, magister, priester, werd 1549/50 ingesteld als deken van de collegiale kerk Sint Maarten of Westmonster te Middelburg. Reeds te voren komt hij meermalen voor in de rekeningen van het register van den officiaal van den dom van Utrecht door benoemingen in vicarijen en beneficies. Enkele malen wordt hij Vegel genoemd, een vergissing van schrijver of uitgever. 1546/47 kreeg magister Judocus de Vegele, priester van het bisdom Kamerijk, een kapelanie in de Noordmonster, welke vrij werd 1558/59 door zijn dood. Van het pastoraat te Boudewijnskerke had Judocus Kegel afstand gedaan 1546/47. 1548/49 verkreeg Judocus Kegel, priester van het bisdom Kamerijk, de vicarij van Onze-Lieve-Vrouw altaar in de Westmonster. Waarschijnlijk was hij reeds kanunnik in deze kerk. De vicarij was open en werd vergeven 1558/59 wegens den dood van Judocus de Kegele, Ook in de kloosterkerk verkreeg hij een vicarij aan het Sint Andries altaar. 1 Juni 1558 verscheen Joost Kegel, deken van St. Maarten te Middelburg, als afgevaardigde van van zijnkapittel en van de kapittels van St. Pieter, Veere en Zandenburg op de vergadering der geestelijkheid bijeengeroepen door de landvoogdes. Zij moesten beslissen over de bijdrage te betalen in de kosten voor de afgevaardigden naar het Concilie van Trente (Bijdr. bisdom Haarlem III, 391).
Door den dood van Judocus Kegel kwam 1557/58 de Jan Martens Cappelrije te Wemeldinge open en te Rithem (Walcheren) de vicarij aan het altaar van Onze Lieve Vrouw, die ‘Judocus de Vegel’ sinds 1548/49 bezat.
1565/66 werd te West-Souburg eene vicarij, vacant door het ontslag van Judocus filius Kegel, vergeven aan Wilh. ab Amstel, welke in die jaren meerdere beneficies verkreeg. Het jaartal zal dus juist zijn en deze Judocus was dan wellicht een bloedverwant van den deken.
Zie: Grijpink, Register op de parochiën I, Wallacria 11, 62, 71, 78, 85, 102, 119, Zd. Bev. 170.
Fruytier