[Kattendijk, Joh. van]
KATTENDIJK (Joh. van) of de Cattendijke, ook genaamd Aggerman, werd omstreeks 1438 geboren te Kattendijk bij Goes in Zeeland. Hij trad in de orde der Karmelieten in het klooster te Mechelen, waar hij 9 Sept. 1456 zijne kloostergeloften uitsprak en 19 Januari 1496 (o.st.) overleed. In het college zijner orde te Leuven, onder leiding van pater Godefridus de Loe, doctor der theologie te Keulen, en oprichter van het leuvensch college, voltooide hij zijne theologische studiën. 1472 verkreeg hij aan de universiteit den graad van baccalaureus. 31 Aug. 1474 werd hij aangenomen in den raad der universiteit en een weinig later behaalde hij den titel van licentiaat. October 1475 promoveerde hij tot doctor. Dit blijkt uit de rekeningen der stad, die hem volgens gewoonte den eerewijn aanbood. Val. Andreas, Fasti acad. 93, geeft geen juisten datum voor zijn doctoraat. Het Necroloog van den Karmel te Brussel en Catal. virorum ill. Ord. Carm. van P. Millendonck noemen hem ten onrechte doctor der universiteit van Keulen. 1477 werd hij aangesteld als regent der studiën in het klooster te Geerardsbergen. 1479 en 1485 -1490 vergezelde hij den provinciaal om het klooster te Leuven te visiteeren. 1490 werd hij gekozen tot prior en regent der studiën te Brussel, doch 1491 reeds verliet hij Brussel om het terminarishuis te Antwerpen in te richten tot een klooster, waarvoor hij sinds 1479 werkzaam was. Hertogin Maria van Bourgondië had beloofd te Antwerpen een Karmel te stichten. Joh. v. Kattendijk had eindelijk, niettegenstaande onoverkomelijke moeilijkheden door de tegenwerking van het kapittel van de Lieve Vrouwekerk, brieven van den Paus en de hertogin verkregen met de noodige toestemming om een klooster te Antwerpen op te richten. Hij kocht een paar huizen en liet om het
kapittel voor een voldongen feit te stellen eene kapel inwijden en den eersten steen van de nieuwe gebouwen leggen door den wijbisschop van Kamerijk, terwijl eenige kloosterlingen van Mechelen zich met J. van Kattendijk als prior in de voorloopige gebouwen vestigden, 22 Oct. 1493. Het kapittel liet het hierbij niet. Het teekende verzet aan, zond een zijner leden, den kan. Antonius Mast, om te bevelen het verder bouwen te staken en alle offers der burgers in beslag te nemen. Wel verkregen de Karmelieten brieven van de aartshertogen, die hun in het gelijk stelden, doch het kapittel gaf niet toe. Hoewel Paquot zegt, dat J.v. Kattendijk onder bescherming van den vorst eervol uit het proces kwam, dat het kapittel hem aandeed, moest hij toch het klooster ontbinden en opnieuw inrichten als terminarishuis. Er bleef hem geen andere weg over dan te onderhandelen met het kapittel, wat gebeurde. Daarna kwam het klooster tot stand 1494 onder vele voorwaarden, voorbehouden aan het kapittel. De voorwaarden en het verloop van den