[Jan of Johan]
JAN of Johan, hertog van Beieren, elect van Luik, ruwaard van Holland en Zeeland, geb. waarsch. 1373, gest. te 's Gravenhage 6 Jan. 1425, jongste zoon van hertog Albrecht, graaf van H. en Z., en Margaretha van Brieg-Liegnitz. Van zijn meestal te Quesnoy, later op het kasteel Rijnenburg bij Hazerswoude onder toezicht van de vrouwe van Raaphorst, doorgebrachte vroegste jeugd is weinig bekend. Later was hij aan het haagsche hof zijns vaders, werd bestemd voor den geestelijken stand, kwam in aanmerking voor den bisschopsstoel van Kamerijk, waar hij ook domheer was, 1389 domproost van Keulen, 14 Nov. 1389 gekozen tot bisschop van Luik, als hoedanig hij 8 Mei 1390 den eed aflegde, ook door paus Bonifacius IX met het bisdom belast. Meer edelman dan geestelijke - de hoogere wijding als priester ontving hij nooit; hij was slechts subdiaconus - was hij dapper en prachtlievend, energiek en hardvochtig. 10 Juli 1390 hield hij zijn schitterenden intocht in Luik. Streng, rechtvaardig, onverbiddelijk heerscher, handhaafde hij krachtig de orde in zijn bisdom, regeerde niet zonder verzet met willekeur en energie het dikwijls onrustige gebied, waaraan hij zware lasten oplegde, ook voor zijn vorstelijke pracht en zijn talrijke krijgstochten (o.a. in Friesland en Gelre) en veeten; de volksbeweging der Haydroits, die in 1403 een ‘mambour’ tegenover hem stelden, Henri van Perwez, bestreed hij met wreede energie; hij mengde zich ook in de fransche en hollandsche partijtwisten en burgeroorlogen, steeds aan de zijde zijner bourgondische en hollandsch-henegouwsche verwanten, meer ridder en wereldlijk vorst dan bisschop. Toch moest hij 1406 uit Luik naar Maastricht wijken, terwijl zijne tegenpartij Diederik van Hoorne 29 Sept. 1406 tot bisschop koos en zijn medestanders ter dood bracht. Toen zocht hij aan alle kanten hulp en na hevigen strijd en een beleg van Maastricht door de Luikenaars (voorjaar 1408) versloeg zijn oom Jan Zonder
Vrees, hertog van Bourgondië, 23 Sept. 1408 zijn luiksche tegenpartij bij Othée. Een vreeselijke strafoefening door Jan ‘zonder genade’ volgde krachtens een te Rijssel uitgesproken ‘sententie’ en alle verzet was sedert gebroken. In Straubing in Beieren, waar zijn vader hem 9 Oct. 1397 het bestuur had opgedragen, kwam hij 1399 en 1409 de zaken regelen, die hij overigens aan een stadhouder (Vitztum) overliet. Dit bleef zoo tot zijn dood. De omstandigheid, dat hertog Willem VI alleen een dochter, Jacoba (zie kol. 841) bezat, gaf hem aanleiding toenadering te zoeken tot keizer Sigismund, bevreesd voor de bourgondische machtsontwikkeling in de Nederlanden, die hem Kerstmis 1416 te Luik bezocht en in overleg met wien hij April 1417 aan de stad Luik weldra hare in 1408 verloren rechten teruggaf. De dood van hertog Willem (31 Mei 1417) opende hem kansen in Holland, Zeeland, waar hij Voorne, Woerden en het Gooi in apanage bezat sedert den dood zijns vaders; hij benoemde voor Luik een tijdelijken stadhouder en verliet voorgoed zijn bisdom (Sept.). Van wege Sigismund werd hem tegen een geldsom beleening met de drie graafschappen in uitzicht gesteld; hij bereidde nu in overleg met den keizer een huwelijk voor met diens nicht Elizabeth van Görlitz, hertogin van Luxemburg, weduwe van Antoine, hertog van Brabant. De 16-jarige Jacoba had hem (Juli 1417) te Schoonhoven reeds als voogd erkend en bij haar huwelijk met Jan van