[Jacobsz., Mathys]
JACOBSZ. (Mathys), data van geb. en overl. onbekend. Hij was van beroep timmerman en ging na zijn huwelijk in Naaldwijk wonen. Reeds vroeg was hij tot de Hervorming overgegaan; hij predikte in geheime bijeenkomsten, was zeer gemeenzaam met de predikanten, noodigde hen en andere Hervormden dikwijls bij zich thuis en liet door den predikant Wouter Simonsz. een kind doopen, ondanks het verbod van den baljuw van Naaldwijk. Bij de komst van Alva in 1567 moest hij naar Emden vluchten. In 1568-69 komt zijn naam voor op de lijst dergenen, wier goederen zijn verbeurd verklaard. Hij werd verbannen op 8 Juni 1569, welk vonnis op 11 Juni 1569 werd afgekondigd. Toen de Watergeuzen den Briel hadden ingenomen, kwam hij weer in het land. In den zomer 1572 beveelt Dathenus hem om de hervormde gemeente te Naaldwijk weer te herstellen. Op 9 Aug. 1572 had de eerste hervormde dienst plaats.
Zie: Marcus, Sententiën, 198; Kroniek Willem van Hooff in Bijdr. Bisdom Haarlem XXVII, 343 e.v.; Algem. Rijks Archief, Holl. Div. Rekg. 1804.
Vogels