de drossaard Hooft aan zijn zwager Baek: ‘D'advocaet Ingel zondt ons eenighe Latijnsche veirsen, in de welcke uytgeleydt was wat yders bedrijf zoude zijn.’ Dat uitdeelen der rollen aan ieder der Muider gasten veronderstelt een zekere vertrouwelijkheid met hen. Waarschijnlijk heeft Jan Ingels, nadat drie jaren later de gastheer van Muiden op een inquisitie-reis ter opsporing van ‘verboden conventiculen’, de deur van zijn kamer te Ankeveen openrameide, de zalen van den Muider gastheer niet meer bezocht.
Zie: Allard in Studiën, 1890, dl. 34 blz. 282 vlg.
Kleijntjens