tienden. Het kapittel van Kortrijk had vele tienden en eigendommen in het land van Hulst. 1350 trachtte hij nog een prebende te verkrijgen te Atrecht; 1354 komt hij voor als scheidsrechter in een verschil over tienden met de abdij Groeningen. Hij verbleef meestal te Kortrijk, zooals uit deze documenten blijkt.
Deken G. van der Hoye overleed vóór 3 April 1361, want op dezen datum werd wegens zijn overlijden een opvolger benoemd in het dekenaat. Hij had te Hulst een jaargetij gesticht voor zijne ouders en zuster, op huizen van hem, geleden in Hulst.
Hij schreef een preek tegen de toen in zwang zijnde boeteplegingen der Geeselaars, welke hij afkeurde. De proost van St. Martinus te IJperen wederlegde de Dicta decani Curtracensis Magistri Egidii de Feno, magistri in theologia in quodam sermone ad populum, waarop de deken voor den dag kwam met een theologisch traktaat als repliek ‘réplicata’, en de proost weder antwoordde. Dom Berlière gaf deze ‘dicta’ van beiden uit en zocht ook de nadere gegevens op over de betrokken personen en hun verderen pennestrijd met aanhaling van talrijke schrijvers. Sanderus, Sweertius, Val. Andreas, Foppens enz., kennen van der Hoye, hun landgenoot, niet. De aangeduide schijvers door Ul. Chevalier, Repertoire des sources hist. Bio-Bibliogr. I, 1786 houden hem voor een Engelschman, die te Oxford en Parijs studeerde en in de eerste stad stierf. Zij vermelden nog een geschrift van hem De vegetalibus et plantis.
In denzelfden tijd bezat een andere Gillis de Feno een kapelanij te Hulst en een te Kortrijk in Onze Lieve Vrouwekerk. Hij was in betrekking aan het pauselijke hof en overleed te Viterbo, waarop Aug. 1367 zijn kapelanij werd gegeven aan Jan de Zanten (Brom, Bullarium Traj. No. 1844, 162, 163).
Zie: Revue Bénédictine XV (1908), 334-357; Mussely et Molitor, Cartulaire de l'anc. église coll. de N.D. à Courtrai (Gand 1880), 249, 252, 253, 254, 257.
Fruytier