Haarlem XXV, 451 wordt verkeerd voorgesteld, alsof Jan van Strijen, vicaris-generaal, en later bisschop van Middelburg, deken en pastoor was na C.v. Houck. In tegendeel C. van Houck volgde Jan van Strijen op en was 1560 deken en pastoor, zooals blijkt uit eene rekening van genoten vrijdom van ‘wijnexcijs’ (Bijdr. Haarlem XII, 120). In het archief te Veere bestaat nog een ongedateerde brief, omstreeks 1563 geschreven door deken van Houck aan het stadsbestuur, om eene beloofde toelage te verkrijgen, voor een vicecureyt of onderpastoor, die noodig was, omdat hij den arbeid niet alleen kon doen en hij te weinig inkomen had om het salaris van een onderpastoor te voldoen. Het overlijden van den markies, die hem daartoe de pastorij van Koudekerke had beloofd, welke hij niet verkreeg, en de berooide toestand van diens nalatenschap, waren de oorzaken van zijne geringe inkomsten. Corn. Houck, deken en kapelaan van het H. Sacramentsaltaar te Veere, werd door het gilde van het H. Sacrament 1562 betaald voor zijn dienst ‘metter octaaf’ door hem geadministreerd.
1556-57 was Cornelius Houck ingesteld als pastoor te Zoutelande. 1560 was Andreas Cornelii aldaar vicecureit, waarschijnlijk zijn plaatsvervanger.
Deken Cornelius Houck overleed 8 Sept. 1564 en werd in zijne kerk voor het groot koor ter ruste gelegd. In zijn testament bedacht hij de kerk te Kloetingen, de kapelle van Sint Maarten en Sint Job aldaar en zijne kapittelheeren.
Zie: Bijdragen bisdom Haarlem XXV, 438-42, 451, XXVI, 353; Analectes hist. eccl. Belg. II, 316; Grijpink, Register op de parochiën I, Wallacria, 128.
Fruytier