den adel van Artois. Hij begunstigde de Hervormden sterk, hield bijeenkomsten met predikanten op zijn slot, huisvestte deze en at op vastendagen vleesch. Begin Dec. 1565 was hij met Dolhain en eenige Hugenoten in Atrecht; in 1566 teekende hij het Compromis; bood 800 daalders aan om de plakkaten af te koopen. Hij werd van wege Artois naar de landvoogdes afgevaardigd om de zaken van het gewest voor te staan, en hield midden Mei 1566 met Dolhain en Lumbres besprekingen. In 1566 werd hij uit Antwerpen verbannen, omdat hij de sectarissen hielp. In Juni 1566 was Longastre met Dolhain, gewapend met pistolen, bij een hagepreek, 13 Juli 1566 is hij met Dolhain, Sonoy en andere edelen bij Hendrik van Brederode op een vergadering te St. Truyen. 18 Juli 1566 is hij weer op het slot te Duffel bij Antwerpen, om de voorstellen van de landvoogdes te vernemen, einde Juli 1566 is hij te Béthune op de bruiloft van Dolhain. Begin Oct. 1566 is hij nog met Dolhain in Artois; ze wonen veel de hagepreken bij te la Gorgue bij Armentières en zijn dan vaak vergezeld van Louis de Bergues, den jongeren broeder van Dolhain. Longastre blijft tot begin Dec. 1566 in Artois, en heeft 5 Dec. 1566 met Dolhain in Antwerpen besprekingen met graaf Lodewijk van Nassau, waarop beiden weer naar Artois terug gaan en einde Dec. 1566 tot het gevolg behooren van den graaf van Egmond bij diens intocht te Béthune. Beiden blijven aldaar tot midden Jan. 1567, en krijgen een hevigen twist met d'Esquerdes, die den koning van Spanje trouw wilde blijven. Nu vertrekt Longastre met zijn zwager Dolhain naar Frankrijk, en Oranje biedt hem een aanstelling aan over zes vendels, wat Longastre afwijst.
Hij wijkt weldra naar Engeland uit; in 1568 is hij ingeschreven als lidmaat der waalsche gemeente te Londen, 17 Aug. 1568 wordt hij door Alva verbannen, en midden Maart 1569 is hij op bevel van Oranje bij Dolhain in Londen. Hij neemt deel aan den ongelukkigen tocht von Coqueville in Artois, ontsnapt en komt 16 Sept. 1569 met de vloot der Watergeuzen voor het Vlie, en zeilt later naar de Eems. In voorjaar 1571 komt hij als kapitein der Watergeuzen voor op de vloot in Engeland, ligt 31 Oct. 1571 bij Dover, en wil met 1200 man naar Boulogne oversteken.
Zie: de Schrevel, Troubles Religieux à Bruges du 16e siècle, 11, 16; Poullet, Corr. de Granvelle, I 51, 260, 320, 325, 358, II 28, 143, 166, 204, 222, 228, III 53, 467, 520, 617, 621, 625; Mémoires de Pontus Payen I, 131, 168, 206, 222; Werken Hist. Genootsch. 3e Serie, IV, 253; Biogr. nat. de Belgique II, 205; de Coussemaker, Troubles Religieux II, 218, 223, 294, 295, 313, 370; Rahlenbeck, les Réfugiés Belges, 46; Gachard, Bibl. Nat. à Paris II, 501; Altmeyer, Gueux de Mer, 85, 143; Collection of State Papers, Spanish Papers (1568-79), 348; Kervijn, Relations Politiques, VI 195; te Water, Verbond der Edelen II, 48, 134, 477, 478; Rahlenbeck, l' Inquisition et la Réf. en Belgique, 264.
Vogels