Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6

[Heyden, Henricus van der]

HEYDEN (Henricus van der), of a Merica, geb. te Oorschot omstr. 1420 niet te Aarschot, zooals bij sommige schrijvers, overl. 2 Sept. 1473 in het klooster Bethlehem bij Leuven. Hij werd door zijne ouders in zijn jeugd toevertrouwd aan den deken van St. Jan te 's Hertogenbosch en op de scholen der Fraters geplaatst. Ofschoon zijne ouders zich verzetten tegen zijne plannen om het kloosterleven te omhelzen, kreeg hij ten laatste hunne toestemming en begaf zich in het besloten klooster van Bethlehem bij Leuven van de orde der Augustijner-kanunniken. Hij volgde aldaar de godgeleerde lessen van den beroemden Emericus de Campo, die meermalen in dat klooster verbleef. Eerst bekleedde Henricus het ambt van koster en novicenmeester en werd 1450 tot prior gekozen. Om de vele moeilijkheden verzocht hij ontslag aan de visitatoren, hetgeen hij verkreeg. 2 Juni 1456 werd hij weder tot supprior en novicenmeester aangesteld. Opnieuw werd hij tot prior gekozen 1459 en bleef nu 14 jaar aan het bestuur van het klooster, dat door zijn ijver en bekwaamheid geheel opbloeide. Om zijne geleerdheid en heilig leven stond hij hoog in aanzien. De abt van Park van de orde der Norbertijnen wenschte hem als abt en opvolger aan het hoofd zijner abdij te zien, doch de nederige prior weigerde. Hij stond den abt van Park als raadgever trouw ter zijde in het hervormen der abdij en wees zijn vroegere medeleerling te 's Hertogenbosch, Th. van Tulden, kanunnik van Tongerloo, als den meest geschikten aan om Park te besturen. Henricus de Merica wordt vermeldt in de lijst der prioren in Historia Lovan. Libri XIV van J. Molanus ed. de Ram (Brux. 1861); van Gestel, Historia Archiepiscopatus Mech. (Hag. Com. 1725), 217; Grand théatre Sacré du Duché de Brabant I, 151. De lijst, ontleend aan een Chronicon Bethleemiticum van Petrus Impens, is slechts gedeeltelijk uitgegeven. Als schrijver is Henricus bekend geworden, behalve door enkele redevoeringen op het generaalkapittel te Windesheim, door zijn werk in 1468

[p. 781]

geschreven: Compendiosa historia de cladibus Leodiensium 1455-68 (door Mgr. de Ram uitgegeven naar hs. n^o. 11968 der Bourg. Bibliotheek in: Documents rélatifs aux troubles du Pays de Liège, Brux. 1844, 132-183, Publ. de la Commis. Royale d' Histoire). Martène et Durand vonden bij hun bezoek aan het Rooklooster een exemplaar aldaar in de bibliotheek. Foppens vermeldt een exemplaar te Oxford 1696. Henricus van der Heyden wordt vermeld door de meeste bibliografen: Oudin, Fabricius, Val. Andreas, Foppens, Bibl. Belg. I, 457, enz.

Zie: Sanderus, Chorogr. Sacr. Brab. I, 202; Biogr. nat. Belg. IX, 207-209; Acquoy, Het klooster te Windesheim II, 98, 223, 310, 330; III, 58; Goethals, Lectures rel. à l'hist. des sciences en Belg. III, 19-22.

Fruytier