zijn bisschop Martinus van Riethoven. Deze, zijn landgenoot, wist hem te overreden om de Benedictijnerabdij St. Jan te Belle, welke dreigde ten onder te gaan, te helpen herstellen. Deze abdij, gelegen bij Thérouanne, had bij de verwoesting der stad door Karel V al hare gebouwen, en een gedeelte harer bezittingen verloren, terwijl een gedeelte der monniken zich in Frankrijk had gevestigd. De overigen verkregen eenige goederen te Belle en de gebouwen van een klooster St. Antonius, waar zich van der Heyden hun lot aantrok. Hij nam het habijt der Benedictijnen aan 10 Febr. 1565, werd 1566 coadjutor van den abt en 20 Juli 1570 tot zijn opvolger gekozen. Door bisschop Riethovius bevestigd 28 Juli, werd hij 1 Aug. door hem tot abt gewijd en gemijterd. Hij hield niet op met prediken; 1575 preekte hij nog den advent en de vasten te Duinkerken. Abt van der Heyden voerde in zijn klooster de gebruiken in van de congregatie Bursfeld en bracht in korten tijd zijn klooster tot bloei, doch de troebelen der hervorming en de vervolgingen der calvinisten in Vlaanderen haalden alles neer. Hij zelf had vele vervolgingen te verduren en overleed in ballingschap bij de Dominikanen te St. Omer, na juist het einde van het schrikbewind te hebben zien naderen. Hij werd in de Dominikanerkerk begraven; zijn lijk is na eenige jaren overgebracht naar Belle. Gall. Christ. vermeldt het eenvoudige opschrift van zijn graf.
Zie: Sanderus, Flandria Illustrata (ed. 1732) II, 336; Gallia Christ. V, 330-331: Quétif et Echard, Scriptores ord. Praedic. II, 191.
Fruytier