voorjaar 1569 is hij een der eerste Watergeuzen, die van den Prins van Oranje een kaperbrief ontvangen. 18 Mei 1569 wordt hij verbannen, het vonnis wordt op 21 Mei afgekondigd. 13 Juni 1569 is hij bij de friesche kust werkzaam, 20 Juli 1569 in Norden, en geeft in Aug. een bestelling aan Jan Lodewijks. In Oct. 1569 plundert hij op de Eems, en ligt 25 Dec. 1569 bij Nesserland voor anker, In den winter 1569-70 geeft hij aan lieden bestellingsbrieven uit, om in Friesland te gaan plunderen, en behoudt 10% van den buit, waarop door het Hof van Friesland ook de goederen van zijn moederszijde werden verbeurd verklaard. Hij blijft met zijn schip tot 2 Mrt. 1570 in het winterleger bij Borkum, en zeilt dan met oostenwind weg. 20 Oct. 1570 ontvangt Homme van Hettinga van admiraal Lumbres een aanstelling tot kapitein; begin 1571 laat hij bij het eiland Wight een schip uitrusten In zomer 1571 is hij in Dover en ontvangt groote sommen geld, door Antwerpsche kooplieden voor Oranje bijeen gebracht. 18 Juli 1571 ontvangt hij van Jan van Ransdorp de buitgelden. 1 April 1572 is hij bij de inneming van den Briel, en wordt van daar naar Veere gezonden, als bevelhebber van een vendel knechten, door de stad betaald. Hij is overl. vóór 23 April 1574.
Zie: Schwartzenberg, Charterboek van Friesland III, 727, 752; Franz, Ostfriesland und die Niederl. 19, 25, 95, 97, 124, 133; van Vloten, Nederl. Volksopst. (1858) I, 64, 77, 144, 147, 154, 168, 291, 320, 325; Wagenaar, VI, 308; Andreae, de Friesche Waterg., in Vrije Fries 3e Reeks, V, 50, 101; Altmeyer, les Gueux de Mer, 37, 49; van Groningen, Gesch. der Watergeuzen, 128; Gachard, Invasion du Cte L. de Nassau, 226, 231; Marcus, Sententiën, 190; te Water, Verbond der Edelen, II, 457, 476; Groen van Prinsterer, Archives III, 227; Kok, Vaderl. Woordenboek XX, 582; Vrije Fries IX, 426; de Haan Hettema, Stamboek I, 205, 301; Andreae, Nalezing Lijst van Grietmannen, 26; Gabbema
Verhaal van de stad Leeuwarden, 499, 504; Hagedorn, Ostfr. Handel, 231.
Vogels