der Schweiz 1898), s. 117; toen, na afgeloopen proeftijd, werd hij frater; daarna van 1435 tot 1482 was hij procurator; eindelijk van Mei 1482 tot op zijn sterfdag rector. Zijn lijk kon wegens overstrooming in Jan. 1487 van den IJsel niet worden vervoerd naar het convent te Windesheim, waar de zwolsche broeders vanouds een begraafplaats hadden: het werd te Zwolle ter aarde besteld.
Hendrik was een veel strenger asceet dan Dirk van Herxen (over beider ascese handelen de Verslagen en Mededeelingen, Afdeeling Letterkunde, 2de Reeks, IX, aangehaald in het vorig artikel, blz. 29 volg.). Hij stond er op dat in het Fraterhuis alles steeds bij het oude zou blijven en men in spijs en drank, in kleederen en huisraad zekere armoede, eenvoudigheid en wereldverachting betoonen zou. Zelf droeg hij in den beginne eenigen tijd een haren kleed op het bloote lijf (cilicium). Tot op zijn laatste ziekte gebruikte hij nooit een bed. Hij geeselde zich in zijn eigen kamer zóó, dat de Broeders het in de hunne soms konden hooren.
Opmerking verdient nog, dat Hendrik van Herxen in de jaren van zijn rectoraat gaarne collatiën en ammonitiën hield voor de jongeren; dat in het Cartularium van het Zwolsche fraterhuis (thans eigendom van de ‘Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis’) folio's voorkomen door hem beschreven; en dat hij verschillende werken heeft afgeschreven, waaronder het Liber de apibus van Thomas Cantimpratensis en de Opuscula van Dirk van Herxen.
Vergelijk: Vita et conversacio venerabilis viri domini Henrici Herxen (Manuscr. no. 8849-8859 der Bourgondische bibliotheek te Brussel, fol. 213-219). Zie daarenboven: M. Schoengen, Die Schule von Zwolle, 117-119; dezelfde, Jac. Traiecti alias de Voecht, Narratio, passim, voornamelijk 174-190, 203-205.
Brinkerink