[Harkenroht, IJsbrand Eelhard]
HARKENROHT (IJsbrand Eelhard), geb. te Hamswerum in 1693, overl. te Harlingen (?) 24 Febr. 1770 (of in 1771); zoon van Eelhart Folkert Harkenroht (zie art.). Hij studeerde te Franeker, en werd predikant te Loppersum (?) in 1713, te Hinte in 1714, te Hindeloopen 10 Juli 1721 en te Harlingen 6 Mei 1725. In de beide laatste gemeenten was hij tevens rector van de latijnsche school, te Hindeloopen sedert 14 Febr. 1724, te Harlingen sedert 1729. Hij werd emeritus in 1760. Hij was gehuwd met Anna van Cfauwen, uit Emden.
Het meest is hij bekend door de bezorging van de tweede uitgave van een werk van Campegius Vitringa Sr., P. Typus Theologiae Practicae sive de Vita Spirituali, ejusque affectionibus Commentatio, oratio de Synodis eorumque, utilitate, necessitate, auctoritate (Harl. 1750). Hij schreef in de Bibliotheca Bremensis eenige verhandelingen: Dissertatio de Rachele .... (V, VI, 1095-1111); Dissertalio topographico-theologica de Monte Sublimi, in quo Christus a Diabolo tentatus perhibetur .... (VI, V, 969-989); Disserlatio Choro-topographico de Aenon prope Salim .... (VII, II, 349-356); Dissertatio ad .... Ez. 1:4 (VII, IV, 601-623); Pericutum criticum .... (VIII, II, 339-357); en in Miscellanae observationes criticae: Epiphyllidum Critico-sacrarum (X, I, 69-84); Sicilimentorum ex Hesychii Glossis maniperlus primus (X, II, 311-316; III, 321-335); voorts Coniectanea de Athenodoro Sandonis F. Cananita, Pauli apostoli literario formatore, Philosophico Stoico in Misc. obs. crit. novae I, 49-62; Dissertatio epistolaris, De Busto Lharledano (Traj. 1721; 2de dr. achter een werk van zijn oom J.IJ.H.: Oost-friesche Walersnood). Eindelijk vertaalde hij Het voorbeeld van de leer der goddelijke genade, en schreef hij eene voorrede voor een werk van Campegius Vitringa.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. III, 527 v.; Kerkelijk Handboek (1911) Bijl., 155, 158; (1914) Bijl. 157.
Knipscheer