[Harkenroht, Jacob IJsbrand]
HARKENROHT (Jacob IJsbrand), jongste broeder van den voorgaande, geb. te Emden 27 Juli 1676, overl. te Appingedam (8 Febr.?) 1736. Hij huwde 9 Nov. 1704 te Rijsum met Anna Andreasdr. Indys van Emden. Hij studeerde te Groningen, verdedigde aldaar in 1698 een dissertatie De planctu Thamuz, en werd predikant te Rijsum 14 Aug. 1701, te Larrelt 24 Juli 1712 en te Appingedam 25 Mei 1722, waar hij tevens rector werd van de latijnsche school. Als zoodanig was zijn inaugureele rede De Didactica Christiana deque Officiis Magistratuum Parentum atque Praeceptorum circa scholas op 17 Aug. 1722. Hij was ‘een onvermoeid navorscher van het verleden’ vooral van Oost-Friesland, ‘een man van buitengewone belezenheid, een grondig kenner van de vaderlandsche geschiedenis, daarbij een ijverig herder’. Veel had hij te lijden, behalve door zijn zwakke gezondheid, door den ondervonden tegenstand van vele zijden.
Het is niet mogelijk hier zijne vele werken op te sommen. Wij noemen: Oostfriesch Kronikje (Emden 1700; Oostfriesse oorsprongkelykheden van alle steden, dorpen, rivieren .... (Emden 1712); Emdens Harderstaf draagende de naamlijst der predikanten in de Nederduitsche gemeente te Emden .... 1520-1716 (Emden 1716), waar achter de acta van de synode te Emden van 5 Oct. 1571. Zijne gelegenheidsreden bieden rijke stof voor de kennis van zijn tijd. Sinds 1701 gaf hij jaarlijks een Kort bericht van Oostfriesland van alle personen die in publyke dienst zijn. Onder zijn toezicht verscheen Christliche und Schriftmetige Kercken Ordening .... in Groningen volgens het eerste Exempl. voort na de Reformatie in .... 1595 (Gron. 1728). Eindelijk schreef hij gedichten vóór het werk van G. Outhol te Emden Verklaaringe over 't boek van Ruth (Emd. en Amst. 1711). In handschrift bewaart de Bibl. van de Maatsch,