Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6
(1924)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 707]
| |
Hij werd 12 Dec. 1606 (en 1 Juli 1609) bij den dood zijns vaders met Hardenbroek, zoowel de ridderhofstad als de heerlijkheid, beleend. Dit geschiedde 1 Maart 1650 nogmaals, ‘mette leger hant’. Hij werd met zijn huis Hardenbroek in de ridderschap van Utrecht beschreven 1 Aug. 1607 en 1 Sept. 1618, werd president dier ridderschap, lid van de Staten-Generaal 26 Juni 1627 en gecommitteerde in den Raad van State 23 Sept. 1648. In 1620 vond de gebannen remonstrantsche predikant uit Schoonhoven, Daniel Wittius, op Hardenbroek en omliggende edele huizen een onderkomen. Op Hardenbroek preekte hij 20 April 1620 en collecteerde er 6 £ 8 sch. Het kwam der regeering niet ondienstig voor ‘te letten wie sich op dese tijden op 't huys Hardenbroek onthiel of wonen was’. Hij huwde in Mei 1629 voor den predikant van Neerlangbroek en op 12 April 1633 te Luik in tegenwoordigheid van een notaris, opnieuw door Petrus Aloysius, bisschop van Tricariën, nuntius van den paus te Luik, met Agnes van Hanxelaer (volgens overlevering een geschaakte non), overl. op Hardenbroek in 1659, begr. te Neerlangbroek met 8 kwartieren, dochter van Herman baron van Herstal, heer van Lettrop en van Catharina Spies van Bullesheim. Van hun drie kinderen stierven er twee op jeugdigen leeftijd. Het derde, Herman Pieter v.H., geb. 1630, werd raad ter Admiraliteit van het Noorderkwartier, overleed 4 Nov. 1655 en werd in de Catharinakerk te Utrecht met 16 kwartieren begraven. Zie: Geneal. Herald. Bladen II, 387, 388; Craandijk, Wandel. door Nederland (‘Utrecht’ blz. 247, 248, 295 (uitg. van 1888). Regt |
|