[Hardenbroek, Karel Jan Gijsbert baron van]
HARDENBROEK (Karel Jan Gijsbert baron van), heer van 's Heeraertsberg en Bergambacht, geb. op huize Hardenbroek 25 Mei 1830, overl. te 's Gravenhage 29 Juni 1908; zoon van baron Gijsbert Carel Duco en van Rijnarda Hendriks gen. van de Glindt.
Hij trad in militairen dienst, werd 1e luit. bij het regt. grenadiers en jagers (30 Nov. 1854), ordonnance-officier des Konings (1853-1860), kamerheer i.b.d. (31 Aug. 1860), dienst gedaan hebbende bij H.M. Koningin Sophie, lid van den Gemeenteraad van 's Gravenhage (1866), adjudant des Konings i.b.d. (1867), commandant van het korps koninkl. scherpschutters (1867-1874), kolonel-commandant der schutterij (1874), opperkamerheer der Koningin sinds 12 Oct. 1893 en grootofficier der Kroon.
In 1867 behoorde hij tot degenen, die door koning Willem III werden geroepen om het Roode Kruis in Nederland te organiseeren en te besturen. Als zoodanig heeft hij gedurende meer dan 40 haren als lid en penningmeester, als ondervoorzitter en van 1892 als voorzitter van het hoofdcomité ons vaderland belangrijke diensten bewezen. In den fransch-duitschen oorlog heeft hij als commissaris van het hoofdcomité de eerste nederl. ambulance naar het oorlogsveld geleid, is van Aug. tot Oct. 1870 te Saarbrücken als bestuurder dier ambulance in actieven dienst van het Roode Kruis werkzaam geweest en heeft de eer van ons land daar waardig opgehouden. Evenzoo was hij in den boerenoorlog steeds op zijn post om de nederlandsche ambulances voor te bereiden voor hun zwaren taak in Z. Afrika.
Hij was algemeen bekend en stond bij ieder in de grootste achting, zooals bleek bij zijn begrafenis, 3 Juli, te Neerlangbroek.
Hij huwde 1857 jkvr. Louisa Johanna Huydecoper (1832-1864), daarna in 1867 Gertrude Elise Julie gravin van Limburg Stirum, oud-grootmeesteres der koningin, geb. 1842, overl. te 's Gravenhage 17 Juni 1921. Uit het eerste huwelijk sproten zes, uit het tweede twee kinderen.
Zie: Nederl. Adelsboek 1914, 111, 112; Adelsarchief 1901, 191; Dagbladberichten.
Regt