[Hardenbroek, Jan van]
HARDENBROEK (Jan van), geb. omstr. 1656, overluid te Utrecht 4 Sept. 1688, was afkomstig uit een verarmden tak dezer familie. Zijn vader Jacob v.H. was eerst ‘cordewannier’ (spaansch leerbereider of schoenmaker), geweest. Om hem wat vooruit te helpen, was hem het ambt van ondermaarschalk van Heerjansdam geschonken, doch dat bleek op den duur niet te gaan en hij vatte zijn oud beroep van schoenmaker weer op. In het laatst van zijn leven was hij aardenschotel-koopman en bij zijn overlijden (1691) werd hij ‘gratis gesoncken’. Zijn moeder heette Willemina Oosterling, was afkomstig uit Doetinchem en stierf in 1681 evenals haar man te Utrecht. Tijdens het laatst van hun leven kunnen zij echter nog het genoegen gehad hebben te zien, hoe hun tak weer langzaam omhoog ging. De zoon van hun broeder Anthony, die den naam van zijn vader droeg, werd commies ter griffie van H.H. Mog. en zou 5 Maart 1704 door de Staten van Utrecht erkend worden als te behooren tot den adellijken stam van Hardenbroek, terwijl hun eigen zoon Jan, in wien het zeemansbloed van zijn grootvader Gijsbert (zie: de Jonge, Opkomst.... 7e hoofdst. bl. 186) zich deed gelden, naar zee was getrokken en na promotie te hebben gemaakt, als kapiteinter-zee in deenschen dienst was getreden. De naam van zijn vrouw had in Denemarken een goeden klank. Hij was nl. omstr. 1678 gehuwd met Anna