[Hagen, Johannes van der]
HAGEN (Johannes van der), geb. te Leiden 20 Sept. 1665, overl. te Amsterdam 25 Juni 1739, begraven in de Oude Kerk; zoon van Petrus van der Hagen, die volgt, en Adriana van Wassenaar. Hij studeerde te Leiden en te Herborn, werd predikant te Bathmen 1691, te Wageningen Jan. 1692, te Edam Mei 1693, te Arnhem 9 Aug. 1696, te Leiden 17 Dec. 1702 en te Amsterdam 17-20 Aug. 1704; emeritus begin 1729.
Hij huwde 27 Dec. 1695 met Clara Elisabeth van Wassenaar (overl. 9 Mei 1705), dochter van zijn oom Joan van Wassenaar, geneesheer. Petrus van der Hagen, predikant te Kamerik 1725-37, was hun zoon.
Uit zijne geschriften blijkt zijne voorkeur voor de bestudeering van de kerkelijke tijdrekenkunde; vooral van den Paaschcyclus in de Oostersche en Westersche kerken. Hij schreef anoniem: Observationes in Prosperi Aquitani Chronicon integrum, ejusque LXXXIV annorum Cyclum et in Anonymi Cyclum LXXXIV annorum a Muratorio editum, nec non in Anonymi Laterculum Paschalem C. annorum a Bucherio editum (Amst. 1733); Observationes in veterum Patrum et Pontificum Prologos, et Epistolas Paschales, aliosque antiquos de ratione Paschali Scriptores. Accedit dissertatio de Cyclo Lunari Dionysii et Bedae (Amst. 1734); Observationes in Theonis Fastos Graecos priores et in ejusdem Fragmentum in expeditos Canones. Accedit de Canone Regum Astronomico ejusque Auctoribus, Editionibus, Manuscriptis et qua, eo pertinent, dissertatio, in qua duplex Canon Regum Astronomicus .... (Amst. 1735); Observationes in Heraclii Imperatoris Methodum Paschalem, et in Maximi Monachi computum Paschalem, nec non in Anonymi Chronicon Paschale, ejusque chronotaxin, et Methodum Paschalem (Amst. 1736); Dissertationes de Cyclis Paschalibus, qui Enneadecaeteride Alexandrina nituntur, Dionisii scilicet, et Bedae, Ravennatensis, Isidori, Felicis, Cyrilli, Theophili, Aniani, Panadori, Metrodori, Anatolii, Eusebii, Synodi Nicaenae, et Athanasii, ut et de Computo lunari Alexandrinorum, ut et de Computo Solari in genere, et Pauli Alexandrini atque Alexandrinorum in specie (Amst. 1736).
Zijn portret is geschilderd door M. van Musscher (een copie daarvan door H. van Velthoven kwam voor op een verk. te Amsterdam 20 Oct. 1880), door Fr. van Mieris jr. in 1725 en door een onbekend kunstenaar in 1695 (beide voorkomend op dezelfde verkooping).
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. III, 452; Kerkelijk Handboek (1903) Bijl., 114, 161; (1907) Bijl., 131; (1908) Bijl., 102, 110; (1910) Bijl. 157; (1912) Bijl., 139.
Knipscheer