[Groenewegen, Jacob]
GROENEWEGEN (Jacob), geb. te Zoetermeer 1710, overl. na 1755; broeder van Johannes Groenewegen (die volgt), studeerde te Leiden (ing. 27 Sept. 1736). Beiden zijn omstr. 1736 van Remonstrant Gereformeerd geworden. Jacob geeft daarvan rekenschap in: Redenen die den schrijver bewogen hebben om de Lere der Algemeene Genade te verlaten .... (Leid. 1746). Hij was zeer ingenomen met de ‘Nijkerker beweging’ in 1749, zooals blijkt uit vele geschriften daarover. Tegen Ds. Koppiers te Neder-Hardinxveld en Giessendam schreef Groenewegen: Brief van J.G. aan A.K. .... tot zijner verantwoording en verdediging van zijn goeden naam .... (Gorinch. 1752). Comrie, eerst door hem hooggeacht, heeft hij ook bestreden in: Eenige brieven .... over de rangschikking en betrekking die 't geloof in Christus en de rechtveerdigmaking tot malkanderen hebben ('s Grav. 1755). Ook zijn broeder Johannes werd in dien strijd gemengd. Vele geschriften van Jacob, hoewel hij slechts ‘lidmaat der Geref. Gemeente’ was, maakten veel gerucht en zijn meermalen herdrukt. Wij vinden daarvan een lange lijst. Twee malen is hij door de kerkelijke besturen gecensureerd. Misschien schreef hij ook in 1762 en 1763 eenige werkjes over een ‘watermachine’ en een ‘Tregtermolen’.
Zie. de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. III, 356-359.
Knipscheer