[Groenewegen, Henricus]
GROENEWEGEN (Henricus), geb. omstr. 1640, overl. te Enkhuizen 15 Juli 1692, ald. begraven in de Westerkerk. Hij studeerde te Leiden (ing. 30 Dec. 1661 als bursaal in het Staten-College), werd predikant te de Lier 1667, te Delfshaven 1671 en te Enkhuizen 17 Nov. 1679. Als Coccejaan schreef hij: Over het Hooglied Salomons en de verlossinge Israëls uit Zion (Delft 1670; 2de dr. Amst. 1692). Hij was de geestelijke vader van de ‘Leidsche’ of ‘Groene’ Coccejanen. Zijn Keten der Prophetische Godgeleerdheid (Enkh. 1682; 2e dr. Amst. 1703) lokte een tegenschrift uit van Henricus Brinck. Ook Rijssenius (zie dl. IV, kol. 1190) schreef tegen Groenewegen. Tegen De Betoverde Wereld van Balth. Bekker schreef Groenewegen: Pneumatica ofte leere van de geesten, zijnde denkende en redelijke wezens .... (Enkh. 1692), tegen wien hij vroeger al had geschreven: Vermeerderde articulen, voor te stellen aen D. Balth. Bekker (1691). Na zijn dood verscheen: Hieroglyphica, anders Emblemata sacra; ofte schatkamer der zinnebeelden en voorbeelden (Enkh. 1693; 2de dr. Amst. 1699). Wij vinden nog verscheidene werken opgesomd.
Zijn portret bestaat in prent door C. van der Hagen en G. Valck, en als schilderij door J. van Neck.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Ned. III, 354-356; Kerkelijk Handboek (1907) Bijl., 109, 133; (1908) Bijl., 112.
Knipscheer