Van de Graaf vertegenwoordigt den ouden geest. Het blijkt uit zijn Proposita, waarin hij zichzelf een leefregel stelt en een spiegel ter zelfbeproeving voorhoudt: het kleine geschrift, door hem in den tijd, toen hij regulier kanunnik te Windesheim was, opgesteld naar het voorbeeld van Gerrit de Groote en andere vromen van diens richting. Het blijkt uit zijn geestelijk testament (Testamentum venerabilis patris nostri Theoderici Grauiae). volkomen in de lijn liggend van den deventersch-windesheimschen kring en bevattende voorschriften, waarnaar zijne opvolgers hun bestuur zouden hebben in te richten. Het blijkt uit zijn ingenomenheid met de Broeders des gemeenen levens, wier begunstiger hij genoemd wordt en wier fraterhuizen bij hem hoog aangeschreven stonden. ‘Dit bracht’ - aldus Acquoy - ‘ook de geheele repristineerende geest, die hem bezielde, mede, want tot het ouderwetsch-windesheimsche behoorde zeer bepaald ook dit, dat men de Broederschap beschouwde als de zuster der Kloostervereeniging, en de eerste niets minder achtte dan de laatste, ja zonder eenigen naijver hare belangen behartigde, waar en zooveel men kon’.
Dirk van de Graaf wordt geroemd als een welsprekend man. ‘Een prior moet’ - schrijft hij in het Testamentum - ‘telkens wanneer hij in conventen of vergaderingen verschijnt, altijd een stichtend woord bij de hand hebben om het daar uit te spreken’. Zelf geeft hij er het voorbeeld van door het houden eener Admonitio op 9 Juni 1475 in het fraterhuis Sint-Hiëronymusdal te Delft. Behalve welsprekendheid heeft hij bezeten groote bijbelkennis en niet minder groote bedrevenheid in het kanonieke recht.
De ‘Proposita’ staan afgedrukt bij Acquoy, a.w. III, 321-322; het ‘Testamentum’, t.a.p. 323-329; de ‘Admonitio’, t.a.p. 330-333.
Zie: J.C. van Slee, De kloostervereeniging van Windesheim (Leiden 1874), 90-96, 229 volg.; J.G.R. Acquoy, Het klooster te Windesheim en zijn invloed, II (Utrecht 1876), 128 aant. 5, 129-139; III (Utrecht 1880), 125, 269, 318; K. Grube, Des Augustinerpropstes Iohannes Busch Chron. Wind. und Liber de reform. monasteriorum (Halle 1886), 379, 619, 792, XIX (in de ‘Einleitung’); M. Schoengen, Jacobus Traiecti alias de Voecht, Narratio de inchoat. domus cleric. in Zwollis (Amsterdam 1908), 173 aant. 11, 205-206.
Brinkerink