[Gabriel, Paul Joseph Constantin]
GABRIEL (Paul Joseph Constantin) werd geboren 3 Juli 1828 te Amsterdam en stierf in 1903 te Scheveningen; hij was een leerling van de Academie te Amsterdam, vooral echter van Koekkoek in Kleef, later van den 10 jaar jongeren A. Mauve; hij gaf in zijn eerste periode motieven uit Oosterbeek en Veenendaal, later uit het Gooi en het Gein, uit Kortenhoef vooral. Van 1860-64 was hij in Brussel, waar ook Roelofs woonde. Gabriel behoort tot de Haagsche schilderschool; zijn belangrijkste leerling is W.B. Tholen.
Schilderijen van zijn hand bevinden zich te Amsterdam, Rijksmuseum: Abcoude (2), in Juli, Kortenhoef, molen; Amsterdam, Stedelijk Museum: landschap met molen, molens (2), ‘de invaliden’, polderdijk, eendennesten, molen, boomstam, nevel, molen; Amsterdam, kunsthandel v. Gogh: landschap, Kortenhoef, woning op hei; Amsterdam, kunsthandel Wisselingh: hutten op hei, veenplas, vroege morgen, huizen aan vaart, palingfuiken, morgennevel, schaapskooi, 2 landschappen; 's Gravenhage, Gemeente Museum: Overijsel; 's Gravenhage, Mus. Mesdag, 4 stuks; 's Gravenhage, kunsthandel v. Gogh: korenschooven; kunsthandel Krüger: eendenkooien, polderlandschap; kunsthandel Schüller: vroege morgen; kunsthandel Biesing: winter; coll. de Kuyper: vaart; Groningen, Museum: 4 stuks; Groningen, kunsthandel Scholtens: molen aan vaart; voorts stukken in de Musea te Luik, Gent, Antwerpen (een van 1879); en Art. Inst. te Chicago.
Teekeningen van zijn hand bevinden zich te Haarlem, Mus. Teyler: Overijsel; Rotterdam, Mus. Boymans, 7 landschappen (o.a. één van 1845 en één van 1851).
Naar zijn werken graveerden o.a. W. Steelinck en Walter. Er is één prent van Gabriel bekend, een landschap van het jaar 1869.
Zijn portret is door J. Veth gelithographeerd.
Zie: Thieme-Becker, Allgem. Künstlerlexikon XIII, 18; A.v. Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon I, 563; E. Riat in Gaz. d.B. Arts 1904, I, 158, 1903 II, 427, 1875 II, 350 en 1876 II, 31; A. Plasschaert, De 19de eeuwsche Holl. schilderkunst, 73, 277; G.H. Marius, De Holl. schilderkunst 19de eeuw (1903) 308, 520; J. Kolff in Nederl. kunstbode 1875, 147; L. de Haes, Rooses schilderboek (1898) I, 211-236; J. Grant, Onze schilders in Pulchri Studio 1904, 69; M.D. Henkel, Seemann's Meister der Farbe X (1913) 69; F.v. Boetticher, Malerwerke des 19de Jahrh. (1891) I, 349; Kunstchronik 1895, 243; Chron. des Arts 1903, 248; Onze Kunst 1903, II, 121, 1908, II, 91, 1910, II, 225, 1914, I, 75; Eigen Haard 1910, 302; Mireur, Dict. des ventes d'art, 1901, III; Benezit, Dic. des peintres (1911) II; H.P. Bremmer, Moderne Kunstwerken I, 40, 33, II 74, III 49-56, IV 64, V 15, 32, 47, 63, VI 39, 96, VII 92, 93, VIII 32, 64; versch. veilingscatalogi; cat. tent. Wisselingh 1915, 1918;