[Fennema, Reinder]
FENNEMA (Reinder), geb. te Sneek 21 Oct. 1849, overl. in het Posso-meer op Celebes 27 Nov. 1897, was de zoon van een welgesteld bakker. Zijn vader wilde zijn zonen, die een goed verstand hadden, een hoogere maatschappelijke positie bezorgen dan hij had en dit is hem goed gelukt. De oudste, Hendrik, werd kandidaat-notaris, was eerst secretaris van Sneek, vervolgens notaris te Wommels, daarna te Sneek en is eenige jaren lid der Eerste Kamer geweest. De tweede zoon, Reinder, werd, na van 1864-67 leerling der hoogere burgerschool te Sneek geweest te zijn, student in het mijnwezen aan de polytechnische school te Delft. De eenige toenmalige hoogleeraar in dit vak, de Duitscher Dr. Hermann Vogelsang, was een man, die evenzeer uitmuntte door gaven van hoofd en van hart, en die kort nadat Fennema afgestudeerd had, op 36-jarigen leeftijd aan de wetenschap en genoemde inrichting ontrukt werd (op 6 Juni 1874). Deze hoogleeraar had gedaan gekregen, dat zijne leerlingen, voor zoover zij zich verbonden, eenige jaren in Rijks dienst door te brengen, gedurende een jaar op Rijks kosten aan eene mijnakademie in het buitenland zouden studeeren en een jaar, eveneens op Rijks kosten, een studiereis aan verschillende mijnen zouden maken, ten einde dit vak niet alleen (gelijk te Delft alleen mogelijk was) van de theoretische zijde te leeren bezien. Eerst een tiental jaren later is een maatregel, hoewel op kleiner schaal, in denzelfden geest voor de andere aan deze inrichting beoefende vakken, althans voor de vacantiën, ingevoerd.
Fennema bracht het studiejaar 1869-1870 door aan de mijnakademie te Clausthal, werkte tijdens de vacantiën aan verschillende mijnen, dikwijls in gezelschap van den hoogleeraar, en behaalde in 1872 het diploma van mijn-ingenieur. Nadat hij in het studiejaar 1872-73 de bovenbedoelde studiereis gemaakt had, werd hij bij Koninklijk besluit van 21 Jan. 1874 ter beschikking van den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië gesteld om benoemd te worden tot aspirant-ingenieur bij het mijnwezen aldaar. In April kwam hij op Java aan en reeds bij beschikking van den gouverneur-generaal van 21 dier maand werd hij benoemd tot ingenieur 3e klasse. Hij werd tegelijk op het Fort van der Capellen in de Padangsche Bovenlanden geplaatst onder de orders van den ingenieur R.D.M. Verbeek, aan wiens voorlichting Fennema, gelijk hij steeds dankbaar erkende, veel te danken had. Hij verrichtte eerst hoogtebepalingen van terreinen om genoemd fort en deed vervolgens een onderzoek naar de mogelijkheid van ontginning eener kwikzilvermijn op Sumatra. In 1875 werd hij werkzaam gesteld bij de vervaardiging eener geologische kaart van Sumatra, waarbij hij een deel der Padangsche Bovenlanden en een noordelijk daaraan aansluitende landstreek opnam en karteerde.
Op 9 April 1877 werd Fennema ingenieur 2e klasse, 14 Jan. 1885 ingenieur 1e klasse. In Febr. 1878 werd hij naar Batavia verplaatst voor bet verrichten van boringen naar artesisch water en deed hij in verband met dit onderzoek verscheidene reizen op Java. In Sept. d.a.v. naar Benkoelen overgeplaatst, werd hem opgedragen, te onderzoeken of een terrein aldaar ontginbare steenkolen zou opleveren. Na afloop van dit onderzoek weder te Batavia geplaatst, werkte hij daar het rapport over laatstbedoeld onderzoek uit. Van Oct. 1881 tot Oct. 1884 was hij met verlof tot herstel zijner gezondheid, waarvan de laatste 2½ jaren in Nederland.
In Indië teruggekeerd, werd hem een geologisch onderzoek opgedragen naar aanleiding van het