[Espinosa, Antonius Everardus de]
ESPINOSA (Antonius Everardus de), 12e bisschop van Antwerpen, gedoopt te Dendermonde 28 Dec. 1659, zoon van Diégo Gomez graaf de Espinoza, gouverneur van Dendermonde, en Maria Margaretha d'Aubermont, in hoog aanzien aan het hof, overleed te Antwerpen 31 Juli 1742. Hij werd opgevoed voor den militairen stand, was spoedig kapitein van een escadron der ruiterij, maar keerde zich weldra van het soldatenleven af en besloot zich in den geestelijken stand te begeven. Hij begon zijne godgeleerde studie aan de universiteit te Leuven en kreeg eene kanunnik dij in St. Gudule te Brussel 29 Juli 1677, in de plaats van zijn oudsten broeder, die den geestelijken stand liet varen. Door zijne hooge geboorte zou het hem gemakkelijk zijn geweest om hooge kerkelijke posten en rijke beneficies te verkrijgen. Zijn jongste broer was proost te Harlebeke. Antonius, vol afkeer van de rijkdommen en geldzucht der wereld, besloot zijn toevlucht te nemen tot de armste der orden van den H. Franciscus, die der Capucijnen. Hij zeide aan de wereld vaarwel en ontving 3 April 1681 als novice de boetepij der orde in het Capucijnerklooster te Leuven onder den naam van frater Carolus van Dendermonde. Hij bestuurde als gardiaan het klooster te Thienen en was eenigen tijd vicaris in het klooster te Tervueren. 1703 werd hij pastoor-missionaris te IJzendijke in Zeeuwsch-Vlaanderen, waar de paters Capucijnen tijdens de vervolging, evenals te Sluis, het gewaagd hadden een missiepost te stichten. Acht jaar werkte hij in die sinds zoovele jaren van priesters beroofde streek.
Den 15en Sept. 1710 werd hij door den invloed van zijne nicht, Lucretia barones van der Noot vrouwe van Steenhuis, benoemd tot pastoor te Sambeek bij Boxmeer, te voren bediend door de paters Karmelieten. Hij bouwde 1716 aldaar een nieuwe kerk en door zijn ijver en welsprekende predikatiën werd hij evenals te IJzendijke zeer hoog geschat door zijne parochianen. Door het hof van Brussel aanbevolen aan den kardinaal Thomas Philippus d'Alsace de Boussu, aartsbisschop van Mechelen, ontving hij 23 Sept. 1722 zijne bullen van benoeming als wijbisschop van Paus Innocentius XIII met den titel van ‘episcopus Tricalensis’. Deze benoeming geschiedde, niet zonder tegenstand van den Raad van Brabant, die beweerde, dat het aanstellen van wijbisschoppen in dien tijd niet meer gebruikelijk was. 29 Nov. werd de pastoor van Sambeek, pater Carolus, plechtig geconsacreerd in Sint Rombouts te Mechelen door den kardinaal, bijgestaan door de bisschoppen van Antwerpen en van Brugge, Mgr. van Susteren uit Amsterdam. Bisschop de Espinosa verbleef te Brussel; de gouvernante Maria Elisabeth noemde hem ‘mijn bisschop’. Door toedoen van de gouvernante werd hij 19 Dec. 1727 door den keizer benoemd tot bisschop van Antwerpen en daarna als zoodanig 14 Juni 1728 door Paus Clemens XII bevestigd. 15 Juli 1728 nam hij bezit van zijn bisdom. Ofschoon zeventig jaar oud, bestuurde hij in volle gezondheid dit nog veertien jaar met allen ijver en zorg. Hij liet nooit na de strenge levenswijze zijner orde te vol-