staatsraden, verder cavalcade van vorsten van Oranje te paard, het Heidelberger vat, zinneprent op Alva's schrikbewind (F. Muller 514), het titelblad voor ‘tooneel der Keyseren’, voor de ‘Hooghberoemde Historien van C. Cornel. Tacitus’, voor ‘Pegasides Pleyn’. Franken geeft 104 nummers van D.'s werk, Wurzbach 106. Behalve deze behooren nog tot zijn werk de portretten van Ph. Mornay, Gustaaf Adolf van Zweden en Hendrik Casimir van Nassau; verder het titelblad voor J. Sleydanus ‘Des Hoochberoemde Historieschrijvers’ enz. (Amst. 1630), dat voor de ‘Afbeeldinghe van den ellendigen staet der Nederlanden’ (1622) en dat van het ‘Toneel der beroemde hertogen’ (Delft 1617). D. illustreerde ook Cats' ‘Werelts begin’ enz. (Dordr. 1637-41) en Cats' ‘Lofsang op het geestelick houwelick van Godes sone’ (Dordr. 1638).
Zijn portret bestaat in prent door L. Kühn en J.E. Marcus; voorts talrijke geschilderde portretten door M.J. Mierevelt, één door R. Delft in het stadhuis te Delft en één door J.W. Delft in het Rijksmuseum te Amsterdam.
Zie: D. Franken, L'oeuvre de W.J. Delff 1872; A. Houbraken, De Groote schouburgh der Nederl. Konstschilders en schilderessen (Amst. 1718-29, I, 48, 61, II, 56; Bleyswyck, Beschrijving van Delft 845, 846, 856; R.v.d. Eynden en A.v.d. Willigen, Geschiedenis der vaderl. schilderkunst sedert de helft der 18de eeuw, Haarlem 1816-42, I, 25; C. Kramm, de Levens en werken der holl. en vl. kunstschilders enz. (Amst. 1857-64), III, 720, aanhangsel 1864, 41; A. Havard, L'art et les art. holl. I, 23-70, IV, I, 197; A.v. Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon I, 393; J.F. van Someren, Cat. v. portretten 1888; E.W. Moes, Iconogr. Batava, 1897, passim, VI, 23, VII, 258; Les arts anciens de Flandre V, 51; Nederl. spectator 1874, 299; Zeeuwsche nachtegaal 1623, laatste afd. 101; de Nederl. Leeuw 1891, 67, 68; Oud-Holland 1887, 8, 1889, 1900, 191, 1901, 239, 1908 passim; L'art et les artistes, 1894, 297; L'art 1875, 68, 1894, 162; Gaz. d.B. Arts 1863, 200, 1894, I, 307; Rép. f.K. IV 233, V, 242; Beitr. z. Gesch. d. Niederrheins XIX (1905) 140-41 (Ph. Lewin); Mireux, Dic. des ventes d'art; Meded. v. jhr. Teding v. Berkhout; E.W. Moes, aant. 's Rijks Prentenkabinet, afd. schilders en prenten; F. Muller, De Nederl. Gesch. in platen, 1863, Amst., 514; P.
Haverkorn v. Rijswijk in Oud-Holland 1900, 190; B.W.F. van Riemsdijk in Oud-Holland 1894, 233; Print. coll. Quarterley 1913; Connaisseur Aug. 1920; aant. v.d. Kellen in 's Rijks Prentenkabinet.
J.M. Blok