[Court van krimpen, Mr. Martinus Gerard del]
COURT VAN KRIMPEN (Mr. Martinus Gerard del), geboren te Amsterdam 17 September 1755, gest. op Bijelust bij Alfen 2 Oct. 1835, zoon van Mr. Abraham, heer van Krimpen a/d. Lek, schepen en raad van Amsterdam en gedeputeerde ter Staten van Holland, en Anna van Barnevelt. Hij studeerde aan de universiteit te Utrecht, en promoveerde aldaar op stellingen 6 Nov. 1777. Hij vestigde zich als advocaat te 's Gravenhage, doch verplaatste zich spoedig naar Delft, waar hij in 1785 veertigraad werd en gedeputeerde ter Staten van Holland. Ofschoon patriotsch gezind, was hij nimmer actief tegen het huis Oranje opgetreden, doch na het feit aan de Goejanverwellesluis in 1787 was hij, ofschoon daarvan niet de aanlegger, als gedeputeerde ter Statenvergadering mede aansprakelijk voor den brief, die van wege de Staten op dit incident volgde. Hij werd dus na de pruisische tusschenkomst te Delft uit de regeering verwijderd. Hij ging daarop buiten wonen, nabij Leiden; eerst op het huis Paanderen, later op de hofstede Bijelust nabij Alfen; hij bewoonde later 's winters een huis in Leiden. Gedurende de gansche revolutionnaire periode en de fransche overheersching liet hij de publieke zaken aan een kant en besteedde veel van zijn tijd aan wiskundige studies, totdat hem in 1811 het fidmaatschap van de municipaliteit van Leiden werd opgedrongen. In 1813 brak een nieuw tijdperk aan en hij nam onmiddellijk een plaats in in het voorloopig bestuur der stad. In 1814 werd hij benoemd als lid van de vergadering der Notabelen, die over de grondwet moesten beslissen en in wier handen de vorst den eed van getrouwheid moest afleggen. Sinds dat jaar was hij onafgebroken, tot zijn dood, lid van den Raad van Leiden en werd er in 1817 door den Koning tot burgemeester benoemd. Als conscientieus financier berokkende hij zich vele onaangenaamheden door er de aandacht op te vestigen, zonder voldoende bewijzen te hebben, dat niet
alles pluis was in de leidsche thesaurie. De veroordeeling, later, van de schuldigen, stelde hem te laat in het gelijk. Uit zijn eerste huwelijk had hij twee dochters. Uit zijn tweede huwelijk met Petronella Cathariena van der Meersch werd hem op reeds gevorderden leeftijd in 1810 een zoon geboren, die afstammelingen naliet.
W. del Court