op 26-jarigen leeftijd, in 1784, gaf hij de militaire carrière op en vestigde zich voor een wijl te Leiden, waar hij commandant werd der gewapende Burgerwacht. Van een nogal veranderlijke natuur, vestigde hij zich spoedig daarna op het door hem in 1782 aangekochte huis ‘den Ypelaer’ te Ginneken. Hij legde zich aldaar toe op landbouw en houtkweekerij. Nog vóór een paar jaren stonden er bij de oude school te Teteringen twee meer dan honderdjarige kastanjeboomen, die uit zijn kweekerij waren aangekocht. Hij werd 1795 thesaurier en officier municipaal van Ginneken en Bavel, en gaf zich veel moeite op de bekende vergadering te Tilburg om een vertegenwoordiging voor Staats-Brabant in de Staten-Generaal te verkrijgen.
Hij legde zich ook toe op de teekenkunst en het titelblad van een werk van zijn grootvader, van Barnevelt van Noordeloos, de in 1773 door Ploos van Amstel te Amsterdam uitgegeven Rivierkundige waarnemingen, heeft een aardige ets van hem, voluit met zijn naam onderteckend. Hij werd ongelukkig, op den 3den Juli 1795, toen hij zich in het donker te voet van Ginneken naar zijn huis begaf, het slachtoffer van een moordaanslag. De misdadigers werden niet gevonden en het motief van deze misdaad is steeds een raadsel gebleven. De Leydsche Courant van 8 Juli 1795 geeft een waardeerend en uitgebreid levensbericht.
Hij was den 28sten Januari 1782 te Vaals gehuwd met Caroline Hélène Christine de Clermont van Vaelsbroeck; hij liet geen nakomelingen na. Zijn weduwe hertrouwde in 1797 met George August baron von Kinckel, beiersch generaal en gouverneur van Düsseldorf, broeder van den in onze geschiedenis welbekenden zeeofficier en diplomaat Heinrich August.
Een fraai pastelportret van hem als kind, door Sarah Troost, berust bij de familie, evenals een miniatuur van zijn echtgenoot.
W. del Court