den toegelegd. Pierre delle Court, zoon van Laurent, wordt in de archieven van de kerk van St. Rémacle te Verviers vermeld als in dienst van Oranje te zijn geweest. Toen 's Prinsen onderneming van 1568 mislukt was, moest Pierre d.C. om zijn leven te redden zijn heil te Aken zoeken. Het is waarschijnlijk, dat Servaes zijn zoon was, maar een inschrijving in de archiefregisters te Leiden spreekt dit tegen. Deze Servaes wordt daarin toch vermeld als zoon van Pieter Servaesz. en niet als zoon van Pieter Laurentsz. Wat hiervan zij, sommige omstandigheden wijzen er op, dat hij tot de familie van Verviers behoorde.
Nadat Parma Aken had bemachtigd en Limburg had bezet, wendde Servaes d.C. zich naar Leiden, waar hij het eerst omstreeks 1618 opduikt. Hij werd poorter te Leiden in 1626 en kocht 22 Januari 1627 daar een huis aan, op den hoek van de Oude Vest en de Volmolengracht. Hij bleef echter niet lang te Leiden maar werd in 1631 door Gouda aangezocht om zich daarheen te verplaatsen ten einde er de kwijnende lakenindustrie op te beuren. Met zijn vriend Lesoyen en den goudschen burgemeester Herberts werd de ‘Gemeene Compagnie voor de Laeckendraperije’ aldaar opgericht. Hij was daar beheerder van de volmolens en directeur en chef van de draperie.
Tijdens zijn verblijf te Gouda was hij daar ouderling der Walenkerk en in 1643 met den predikant Everwijn gedeputeerde ter Synode te Utrecht. Hij had toen de draperie te Gouda omhoog gewerkt; in de kapel van het voormalige St. Agnietenklooster werkten reeds een twaalftal getouwen voor hem onder één dak. De zaken van de compagnie schijnen echter niet bijzonder te hebben gebloeid, en Gouda werd hem te eng. In 1645 verplaatste hij zich naar Amsterdam, waar in 1652, misschien op zijn instigatie, het college der gouverneurs, waarin hij onmiddellijk zitting nam, werd opgericht. Hij en zijn nageslacht stonden te Amsterdam aan het hoofd van de lakenindustrie en den lakenhandel gedurende bijna een eeuw, als directeuren en superintendenten van de Lakenventhal en gouverneurs van de draperie. Hun handel breidde zich ver uit, tot in de Levant en Perzië.
Een zoon Abraham ging in 1650 naar Schotland en vestigde zich in 1662 aldaar te Ayr, waar hij de lakenbereiding verbeterde of invoerde, doch zonder duurzaam succes, want in 1681 werd de winkel gesloten.
Servaes huwde te Dordrecht 5 September 1621 Barbe de Hasque uit Luik dochter van Lambert en Cathérine de Thier. Zij schonk hem zeven zoons en nog een kind in 1630 geboren, waarvan de naam noch de sekse in het leidsche doopboek wordt vermeld. Hij overleed te Amsterdam en werd 22 April 1662 in de Westerkerk begraven. Er bevindt zich in die kerk een gedenksteen te zijner nagedachtenis.
Zijn geschilderd portret door een onbekend kunstenaar is in de verzameling van M.G.P. del Court van Krimpen te Haarlem.
W. del Court